Labrador Guus heeft een neus voor kunst
De zwarte labrador Guus (10) sjouwt al haar leven lang spullen mee naar huis. Flesjes, wanten, sjaals. De rommel is vastgelegd: in foto’s, in keramiek.
Ja, Guus is een vrouwtjeshond, ook al heet ze Guus, zegt fotograaf Kasper van ’t Hoff met een lach. Guus is zijn hond. „Ze begon er al mee toen ze jong was. Wat ze onderweg vond, nam ze mee. Eerst gooide ik alles in de prullenbak, zoals het hoort. Maar later ging ik de rommel bewaren. Er zaten mooie objecten bij. Alles ligt hier als een bult voor ons huis, en als het te gek wordt stop ik de spullen in een grote plastic zak die ik meeneem naar de studio.”
De lege flessen en andere schatten van Guus kregen –via de expositie ”Great Taste For Waste”– een plek in wat het culturele hart van Eindhoven moet worden: het Klokgebouw, een voormalige Philipsfabriek. De expositie staat (tot en met 14 december) tussen tentoonstellingen van andere ontwerpers die werken op Strijp-S, het complex waarin het Klokgebouw te vinden is. Sinds enkele weken geeft Yksi Expo ontwerpers die normaal gesproken „voor bezoekers van dit terrein onzichtbaar blijven” de gelegenheid zich hier te presenteren.
”Great Taste For Waste” (vrij vertaald: Een neus voor verspilling) bestaat uit „monumentale” foto’s, van 1,10 bij 1,50 meter, en keramiek: kopjes, schotels, flessen. Tijdens de creatie van de keramiek mocht Guus in het atelier zijn; ze zette haar stempel op de objecten voordat ze helemaal hard waren. Het resultaat zijn kommen met tandafdrukken erin en schotels met een hapje eruit. Van een verfrommeld waterflesje maakte keramiste Marina Relou een mal, waarna ze een serie van honderd Guusflesjes produceerde.
Toen Guus’ baasje Van ’t Hoff met zijn fotografenoog eens goed keek naar de spullen die de hond apporteerde, ontdekte hij er schoonheid in. Hij begon er foto’s van te maken. „Ik woon in een waterrijk gebied, en plastic flessen die lang in het water hebben gelegen zien er verweerd uit. Niet vergaan, verweerd. Ik heb ze scherp gefotografeerd, tegen een witte achtergrond, waardoor je elk vuiltje en krasje ziet. De nuance van dat materiaal, prachtig. Mijn vak is het om anderen iets te laten zien – in dit geval: hoe mooi iets kan zijn wat je zomaar weggooit. Of ook: schoonheid zit zélfs in wat je weggooit. Ik probeer iets vast te leggen wat je zelf niet kunt creëren, maar wel registreren.”
De foto’s bewaarde hij jarenlang in een bureaula. „Ik dacht: Mensen zullen zeggen: wat een rare man die zoiets fotografeert, en wie verzamelt dát nou.” Totdat hij twee jaar geleden keramiste Marina Relou erover sprak, die net als hij iets zag in die collectie oude schoenen en verfrommelde flessen. Ze besloten samen dat Guus het verdiende om een beroemde hond te worden. Relou begon met de ontwikkeling van het servies. Van ’t Hoff: „We werken hier met een grote glimlach aan. We werken allebei vaak in opdracht, en dit vrije project is als een zandbak waarin wij ons flink kunnen uitleven.” Geen opdrachtgever bemoeit zich hiermee.
Verrassend voor Van ’t Hoff is dat mensen zijn meer dan levensgrote foto’s mooi vinden. „Ze zeggen: Ik zou ze wel aan de muur willen hangen. Dat had ik niet gedacht toen ik die afbeeldingen nog in mijn bureaula stopte.”
Het project over Guus’ verzamelwoede gaat voorlopig verder, ook via andere disciplines dan fotografie en keramiek. Ontwerpers uit de modewereld bedachten een sjaal, waarin je voorwerpen die de hond vindt gemakkelijk kunt meenemen. Een muzikant maakte er muziek bij. „De Guusblues.” Een ingenieursbureau ontwierp een duurzaam hok voor Guus. En het lijkt Van ’t Hoff wel wat om aan gevonden kleding labeltjes te hangen, en er dan een „fake-achtige” reclamecampagne op los te laten.
Een expliciete boodschap zou de fotograaf niet aan het project willen hangen. „Het is niet als opgeheven vingertje bedoeld.” Toch zou hij het „geweldig” vinden als enorme kopieën van de foto’s bijvoorbeeld op vuilniswagens zouden worden geplakt. „We hebben al gepraat met een afvalbedrijf. Dat stond er open voor, maar het was te kort dag om er nog voor deze expositie iets mee te doen.” De boodschap voor de wereld zou dan ongeveer zijn: Gooi je troep in de prullenbak. „Dan haal ik het er wel weer uit”, voegt Van ’t Hoff er snel aan toe.