Buitenland

Calmeyer van blaam gezuiverd

Op 23 juni dit jaar was het 100 jaar geleden dat de jurist mr. Hans Calmeyer in Osnabrück geboren werd. Calmeyer is de geschiedenis ingegaan als de man die in de jaren 1941-1945 als hoofd van het bureau voor ”racistische twijfelgevallen” in Den Haag leidinggaf aan de opzettelijke vervalsing van Joodse afstammingsdocumenten. Daardoor heeft hij de levens van meer dan 3800 Joodse Nederlanders kunnen redden, mogelijk zijn het duizenden meer geweest.

Maurits C. J. Wielenga
16 July 2003 12:01Gewijzigd op 14 November 2020 00:26

Historici als prof. dr. Loe de Jong en dr. J. Presser hebben zich in hun publicaties lovend over het werk van Calmeyer uitgelaten. Andere onderzoekers, vooral die van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), hebben veelal sceptisch tegenover Calmeyer gestaan. Zij vonden zijn optreden „omstreden.”

Tijdens een colloquium in Osnabrück tussen de Duitse historicus mr. dr. Mathias Middelberg uit Osnabrück en prof. dr. Peter Romijn van het NIOD te Amsterdam is naar voren gekomen dat dit onderzoeksinstituut zijn visie op Calmeyer zal herzien. Na 58 jaar wordt Calmeyer eindelijk van blaam gezuiverd en wordt zijn integriteit recht gedaan. Osnabrück eert Calmeyer momenteel met een tentoonstelling in het Remarque Haus.

Naarmate de Duitse magistraat in zijn werk intensiever betrokken werd bij de verstrekking van vervalste ariërverklaringen met het befaamde Calmeyer-stempel aan Joden, namen voor hem de gevaren evenredig toe. En wel van twee kanten. Calmeyer stond van meet af aan onder druk van de Sicherheitspolizei.

Hij was namelijk gehouden bij zijn werk dezelfde procedures toe te passen als het Reichssippenamt in Berlijn voorschreef. Dit genealogisch onderzoeksbureau hield zich bezig met de omschrijving en bewijsvoering van arische afstamming en afstamming bij de buitenechtelijke geboorte van Joden. Calmeyer hield zich in het geheel niet aan de voorschriften. Zo was het de autoriteiten in Berlijn opgevallen dat Calmeyer in korte tijd opvallend veel ariërverklaringen wegens buitenechtelijke geboorte uitschreef.

Deze praktijk ging lijnrecht in tegen de werkwijze in Berlijn. Vanaf 1942 moest Calmeyer zich daarom onder toezicht stellen van prof. Weinert uit Kiel, een expert op het gebied van rassenkunde. Tot geluk van Calmeyer gaf Weinert over hem uitsluitend positieve beoordelingen. Volgens dr. Middelberg hebben beide heren elkaar de bal toegespeeld. Een ander groot gevaar voor Calmeyer vormde de SS’er Erich Rajakobitsch, die de mogelijkheid van arisering helemaal wilde uitsluiten.

Hij liet in augustus 1944 de genealoog dr. Ulrich Grotefend naar Den Haag komen om de hele administratie van Calmeyer te onderzoeken en de afstammingsakten in beslag te nemen. Weer ontsprong Calmeyer de dans. Doordat de geallieerden ieder moment Nederland konden naderen, zag dr. Grotefend van zijn voornemen af. Had hij zijn inspectie wel uitgevoerd, dat zou dit niet alleen voor Calmeyer en zijn medewerkers ernstige gevolgen hebben gehad, maar ook voor de ’geariseerde’ Joden. Die zouden meteen vogelvrij verklaard zijn.

Toen de postume erkenning van de jurist Calmeyer als ”rechtvaardige onder de volkeren” door de directeur van Yad Vashem, Joseph Michman, wereldkundig werd gemaakt, roerden zijn critici de trom. De historicus dr. Stuldreher, die lange tijd werkzaam is geweest bij het NIOD, zei in een mondelinge verklaring dat Calmeyer „een functionerend radertje in de moordmachinerie” was geweest.

De jurist zou „medeschuldig aan de holocaust” zijn geweest. Verder had hij „onverschillig gehandeld met de mentaliteit van een schrijftafelmoordenaar.” Deze bewoordingen hebben terecht een storm van verontwaardiging veroorzaakt, niet in de laatste plaats bij de Calmeyer-Joden, die hun leven aan hem te danken hadden.

Naar aanleiding van deze affaire heeft de gemeente Osnabrück enige jaren geleden het NIOD opdracht gegeven een gedegen onderzoek te doen naar de handel en wandel van Calmeyer, om het waarheidsgehalte van de beweringen boven tafel te krijgen.

Mevrouw Von Frijtag Drabbe Künzel sprak in haar rapport van januari 2001 nog van „ambtelijke wispelturigheid.” Van deze beweringen wil professor Romijn nu echter niets meer weten. Tijdens het colloquium beaamde hij volledig dr. Middelbergs bewoordingen: naar buiten toe gaf Calmeyer zich uit als een regimegetrouwe rassenrechter. Maar deze positie benutte hij juist om het rassenrecht mild toe te passen en tallozen die volgens de criteria als Joden golden, van vervolging uit te sluiten.

Nu het NIOD in de persoon van prof. Romijn een duidelijke koerswijziging heeft ingezet, zou het plausibel zijn deze ook schriftelijk vast te leggen. Als voorbeeld voor rehabilitatie zou de motivatie van Yad Vashem kunnen dienen: „Zijn persoonlijke strijd voor de redding van Joden voerde hij met verstand, moed en vastberadenheid, daarbij in voortdurend gevaar voor lijf en leven verkerend.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer