De EU-bestuurder liet scherpe kritiek horen naar aanleiding van de problemen die enkele dagen geleden leidden tot het aftreden van minister van Buitenlandse Zaken Ruggiero. Monti vindt het vertrek van de bewindsman „een zwaar verlies voor Europa en in het bijzonder voor Italië.” Hij meent dat Berlusconi, wiens eerste kabinet in 1994 hem afvaardigde naar Brussel, uitspraken doet die een beeld oproepen dat onwaardig is voor zijn land.

Ruggiero had zich gestoord aan de lauwe ontvangst van de euro door enkele van zijn ambtgenoten. Berlusconi gaf hem daarop te verstaan dat niet hij, maar de premier het buitenlands beleid bepaalt. Dat vormde voor de minister aanleiding om zijn portefeuille ter beschikking te stellen. Inmiddels heeft Berlusconi zelf voor een periode van zeker een halfjaar het departement onder zijn beheer genomen.

De Spaanse premier Aznar en voorzitter Prodi van de Europese Commissie, die dinsdag overleg voerden in Madrid, hoedden zich ervoor harde woorden te uiten aan het adres van de regeringsaanvoerder in Rome. Volgens hen lijdt het geen twijfel dat Italië, als een van de zes grondleggers van de Europese samenwerking, toegewijd blijft aan het ideaal van de verdere eenwording en aan de euro.

Spanje bekleedt sinds 1 januari het voorzitterschap van de Unie. Minister van Buitenlandse Zaken Piqué kondigde aan dat hij komende vrijdag Berlusconi hoopt te ontmoeten.

In Italië wordt niet uitgesloten dat te zijner tijd vice-premier Fini de post van Buitenlandse Zaken zal gaan bezetten. Die heeft daar zelf inmiddels op gezinspeeld. Hij behoort tot de rechtse Nationale Alliantie, die voortgekomen is uit de fascistische beweging. Fini benadrukt echter steeds dat zijn partij niets meer gemeen heeft met de zwarthemden van Mussolini.