De troon van Pergamum
Op een heuvel, 300 meter boven de Turkse stad Bergama, liggen de resten van de antieke stad Pergamum. Van de tempel, die in 129 na Christus ter ere van keizer Trajanus werd gebouw, staan alleen nog een paar zuilen overeind. De christelijke gemeente is helemaal verdwenen.
Pergamum, in het dal van de rivier de Caïcus, stond in de oudheid bekend als de spectaculairste stad van Klein-Azië. Daar was het altaar van Zeus te zien, een van de zeven wereldwonderen, en de majesteitelijke tempel voor de godin Athene.
Vanaf de top van de heuvel, de akropolis, kronkelde een weg als een slang naar beneden, langs het gymnasium, waar honderden namen van leerlingen op zuilen en nissen staan gebeiteld. Hier maakte de bevolking al in de tweede eeuw voor Christus perkament. Met 200.000 rollen was de bibliotheek van Pergamum de op een na grootste ter wereld, achter Alexandrië.
De stad was alleszins godsdienstig. Met tientallen tempels, gedenkstenen en altaren, gewijd aan evenveel goden, bewees de bevolking eer aan haar idolen. Een altaar voor Hermes, de god van de markt, een tempel voor de beschermer van de stad, Athena Polias. Ook Dionysius, de god van de wijn, en moedergodin Cybele werden niet vergeten, evenals de Egyptische goden Sarapis, Isis en Harpocrates. De atleet Hippolochos, kampioen boksen en worstelen, kreeg een gedenksteen.
Dan was er nog de tempel voor oppergod Zeus. Het beroemde witmarmeren altaar –te zien in het Pergamon Museum in Berlijn– is aan de buitenkant versierd met een 120 meter lange fries, een horizontale band, vol strijdende giganten (reuzen) en Olympische goden.
Even buiten de stad stond vanaf de vierde eeuw voor Christus het heiligdom van de Griekse god van de geneeskunde, Asclepius. De tempel was voorzien van een geneeskrachtige bron, waar priesters klaarstonden om dromen uit te leggen en te vertellen wat zieken moesten doen om genezen te worden. Uit het hele Romeinse Rijk kwamen mensen naar de baden van het Lourdes van de oudheid. Asclepius was, zoals een Romeinse dichter het noemde, „Pergamums god.”
Pergamum, dat rond het jaar 130 na Christus zo’n 160.000 inwoners telde, kende al vanaf de eerste eeuw een kleine christelijke kerk. Christus gaf de apostel Johannes op het eiland Patmos de opdracht om alles wat hij te zien zou krijgen in een boek te schrijven en dat onder meer naar de gemeente in Pergamum te sturen (Openbaring 1:11).
In het Bijbelboek Openbaring is Pergamum ook een van de zeven gemeenten waaraan Christus een brief stuurt. Hij prijst de christenen om hun trouw in het belijden en getuigen, hoewel zij in een stad wonen „waar de troon van satan” staat, de tegenhanger van de troon van God. Pergamum eert de keizer, Zeus en andere afgoden, maar zij hebben het geloof in God niet verloochend (Openbaring 2:13).
Toch ging ketterij de kerk van Pergamum niet voorbij. Er waren gemeenteleden die de leer van Bileam en de leer van de Nikolaïeten aanhingen: zij aten aan afgoden geofferd vlees in de heidense tempels en lieten zich verleiden tot ontucht. Christus „haat” het sluiten van compromissen met de heidense samenleving en roept hen op tot bekering. „En zo niet, Ik zal u haastelijk bij komen, en zal tegen hen krijg voeren met het zwaard Mijns monds” (Openbaring 2:14-16).
In Pergamum liepen christenen niet dagelijks het risico om opgepakt te worden en verplicht voor de keizer te offeren. Toch is bekend dat een aantal christenen in en uit Pergamum de marteldood stierf. De Bijbel spreekt over de „getrouwe getuige” Antipas, „welke gedood is bij ulieden, daar de satan woont” (Openbaring 2:13). Uit andere bronnen blijkt dat een zekere Attalos, die een hoge functie in Pergamum bekleedde, werd vermoord tijdens demonstraties tegen christenen in Lyon in 177 na Christus.
Verder is er maar heel weinig bekend over de christelijke gemeente in Pergamum. In het Berlijnse Pergamon Museum, waar een tentoonstelling over deze stad is te zien, vermeldt een inscriptie dat de Romeinse keizer Augustus „Gods zoon” is en „opziener over de hele aarde en de zee.” Later heeft een christen er een kruisteken bij gezet. Want Gods Zoon, dat is Jezus Christus.
In de vierde en de vijfde eeuw speelden de bisschoppen van Pergamum een belangrijke rol in de discussies over de christelijke leer. Uit die tijd stammen twee grote kerken, waarvan de ene werd gebouwd op de akropolis en de ander aan de voet van de heuvel. Ondertussen bleef een groot deel van de inwoners van Pergamum gewoon de heidense goden vereren. Keizer Justinianus vond het in het midden van de zesde eeuw nog nodig om een gezant, Johannes van Efeze, naar Klein-Azië te sturen met de opdracht om de resten van het heidendom volledig uit te roeien.
In 715 was het gedaan met het klassieke Pergamum. De Arabieren verwoestten de stad en moordden de bevolking uit. Hoewel even verderop in de middeleeuwen het huidige Bergama ontstond, verdween de christelijke gemeente voorgoed.
Tegenwoordig oefenen de overblijfselen van het antieke Pergamum grote aantrekkingskracht uit. Niet alleen op Duitse archeologen, die al meer dan 140 jaar in het gebied rond Bergama aan het graven zijn. Hun belangrijkste vondst: een groot altaar, dat in 1879 naar Berlijn werd verscheept. Daar kreeg het in 1930 een eigen museum.
Ook kunstenaars laten zich inspireren door de klassieke stad. De Duitser Yadegar Asisi reisde vorig jaar naar Turkije, maakte 50.000 foto’s van het voormalige Pergamum en bewerkte die met de computer. Het resultaat: een panoramabeeld van 22 bij 100 meter van het dagelijks leven in Pergamum in het jaar 129. Het doek, dat in een cirkelvormige constructie van staal is opgehangen, is tot 30 september 2012 te zien in het Pergamon Museum in Berlijn.