CIA houdt sociale media nauwlettend in de gaten
MCLEAN (AP) – Op een anoniem bedrijfsterrein in de staat Virginia, in een onopvallend stenen gebouw, volgt de CIA tweets. Tot wel 5 miljoen berichten per dag.
In het Open Source Centrum (OSC) van de Amerikaanse inlichtingendienst verdiept een team, dat ook wel de „wraakzuchtige bibliothecarissen” wordt genoemd, zich ook in Facebook, kranten, televisiezenders, lokale radiostations en chatrooms. Alle voor iedereen toegankelijke media worden uitgeplozen.
De analisten van het OSC verzamelen van alles, meestal in de oorspronkelijke taal. Van Arabisch tot Mandarijn, van een boze tweet tot een doordachte blogpost. De verzamelde informatie wordt vervolgens vergeleken met lokale kranten of met een onderschept telefoongesprek. Op basis hiervan worden rapporten opgesteld voor het Witte Huis. De methode is bijvoorbeeld gebruikt om na de dood van Osama bin Laden de stemming in de regio te peilen, of om te beoordelen waar in het Midden-Oosten een opstand zou kunnen uitbreken.
Ja, ze wisten dat er in Egypte een opstand aan zat te komen, aldus directeur Doug Naquin. Ze waren er alleen niet precies van op de hoogte wanneer het zover zou zijn.
Het OSC had al „voorspeld dat sociale media in landen als Egypte een belangrijke rol zouden spelen en een dreiging konden vormen voor het zittende regime”, zei Naquin in een interview met persbureau Associated Press.
De oprichting van het OSC volgde op een aanbeveling van de Amerikaanse regeringscommissie die de aanslagen van 11 september 2001 onderzocht. Het OSC moest zich in eerste instantie vooral richten op contraterrorisme en het tegengaan van de verspreiding van kernwapens. Maar het OSC analyseert een breed scala aan onderwerpen. Van het internetgebruik in China tot de stemming op straat in Pakistan.
De meeste analisten werken in Virginia, maar sommigen zijn gestationeerd op Amerikaanse ambassades her en der in de wereld. Mensen met een master in bibliotheekwetenschappen en in een of meer vreemde talen, zeker als ze als kind meertalig zijn opgevoed, zijn bij uitstek geschikt om opensourceanalist te worden, meent Naquin.
Het OSC begon zich te focussen op sociale media tijdens de Groene Revolutie in Iran, in 2009. Twitter speelde een grote rol bij de organisatie van de protesten die uitbraken na de herverkiezing van president Mahmud Ahmadinejad. „Farsi was in die periode de op twee na meest voorkomende taal op sociale media”, zei Naquin.
De analyses van de „wraakzuchtige bibliothecarissen” komen bijna dagelijks in een of andere vorm terecht in de inlichtingenrapporten die president Barack Obama ontvangt.
Na de dood van Bin Laden volgde de CIA berichten op Twitter voor een wereldwijde opiniepeiling. Aangezien tweets niet kunnen worden gesorteerd per regio of land, worden ze gerangschikt op taal. Het grootste deel van de tweets in Urdu, de officiële taal van Pakistan, en het Chinees waren negatief. Pakistan zag de operatie van de VS in Pakistan als een inbreuk op zijn soevereiniteit, en China is een naaste bondgenoot van Pakistan.
Toen president Obama enkele weken later een speech over het Midden-Oosten gaf, kwamen de meest negatieve berichten op Twitter vanuit Turkije, Egypte, Jemen, Algerije, de Perzische Golf en Israël. De mensen die in het Arabisch en Turks tweetten, vonden dat Obama Israël naar de mond praatte, terwijl Israëlische twitteraars de speech betitelden als „pro-Arabisch.”
Het OSC vergelijkt zijn resultaten ook met die van traditionele opiniepeilingen, om te zien welke methode de beste resultaten oplevert, aldus Naquin. „We doen zo veel mogelijk om te voorkomen dat de stedelijke elite oververtegenwoordigd is in onze analyse.” Naquin erkent dat slechts een klein deel van de mensen in veel gebieden die het OSC analyseert toegang heeft tot computers en internet. Aan de andere kant neemt het aantal mensen dat sociale media via mobiele telefoons gebruikt toe, bijvoorbeeld in Afrika.
Websites als Facebook en Twitter zijn ook cruciaal gebleken om een crisis te volgen zoals die in Bangkok vorig jaar. De relschoppers op straat en de aanwezigheid van het leger maakten het voor journalisten moeilijk om verslag te doen van de situatie in de Thaise hoofdstad.
Twitter en Facebook stroomden echter vol met berichten. De CIA-medewerkers concentreerden zich op de berichten van twaalf tot vijftien mensen die verslagen en foto’s op sociale media plaatsten. Door hun informatie te vergelijken met de sporadische verslagen van traditionele media, konden de analisten bepalen wie betrouwbaar was en wie niet.
Uiteindelijk was zo’n twee derde van de rapporten die door de ambassade werden teruggestuurd naar Washington gebaseerd op de analyse van sociale media.