Nasleep aardbeving Japan: Ik vraag me af of ze nog wel aan ons denken
De Japanners die zwaar getroffen werden door de tsunami van maart dit jaar hebben het nog altijd zwaar te verduren. Het ergst is misschien wel de desinteresse en laksheid van politici in het verre Tokio.
Rikuzentakata is een spookstad. Slechts enkele betonnen gebouwen staan er nog: het stadhuis, een voormalige supermarkt, een ziekenhuis, het politiebureau. Het zijn stevige gebouwen die de allesverwoestende tsunami van 11 maart hebben kunnen weerstaan. Nu staan ze in een open vlakte. En zijn het nog slechts holle geraamtes die nauwelijks herinneren aan de belangrijke functie die ze vervulden.
Het puin is grotendeels geruimd en ligt in enorme bergen verspreid in wat eens een dichtbebouwde stad was. Enkel het strakke netwerk van geasfalteerde wegen en de nog staande gebouwen doen vermoeden dat hier een stad stond.
Voor de ingang van het politiebureau is eenpetfles neergezet met daarin een bosje verse bloemen. De deuren zijn door de tsunami weggerukt. Door het open gat is een tafel zichtbaar met daarop enkele flesjes water en thee, een foto van een meisje en wat snoepgoed. Het zijn schenkingen volgens de regels van het boeddhisme, bestemd voor „de zielen van mensen” die hier om het leven kwamen.
Stemmen weerklinken er niet in de stad. Er lopen zelfs geen verdwaalde honden of katten rond. Er is enkel het geluid van graafmachines die werk verrichten op de puinhopen. Het geraas van de machines wordt in flarden meegedragen door de strakke wind, die nu ongehinderd uit zee de vallei in waait.
In de bergen rond de stad, op de grens van het gebied waarop de tsunami greep had, staat een reeks eenvoudige noodgebouwen. Sommige zijn klein, andere groot. Bedrijven proberen hier weer de draad op te pakken. Er is een supermarkt, een bank, een postkantoor, zelfs een uitvaartverzorger. Hier geen noodwoningen; die staan hoger in de bergen, want daar is het veiliger.
„Een van de eerste dingen die we deden toen we onze noodwoning betrokken, was nagaan waar de beste vluchtroutes zijn”, zegt Toshiki Terasaka. Hij en zijn vrouw Mika wisten in maart ternauwernood aan de tsunami te ontsnappen. „We vluchtten met de auto terwijl het kolkende zeewater tegen de bumper klotste.”
Hun angst konden ze maar moeilijk overwinnen. „We durfden maandenlang niet bij de zee te komen en helemaal zal onze vrees wel niet verdwijnen.”
Geen vis
Angst voor radioactieve straling hebben ze niet, maar vis? Die eten ze niet meer. „Niet vanwege Fukushima, maar omdat er nog altijd zo veel mensen vermist worden”, legt Mika uit. „Vooral vissen die op de bodem leven, eten de lichamen”, zegt ze terwijl ze een vies gezicht trekt.
De twee zitten samen met hun zoon in hun piepkleine nieuwe woonkamer. Het is nauwelijks 9 vierkante meter en doet ook dienst als eetkamer en ouderlijke slaapkamer. Hun zoon heeft een kamer van dezelfde grootte. Verder zijn er een kleine keuken en een badkamertje. „Het is inderdaad erg klein”, zegt Mika, „maar we hebben eindelijk weer privacy.” Toshiki knikt. „Het ruimtegebrek maakte leven in het evacuatiecentrum erg zwaar”, zegt hij. De drie hebben er meer dan vier maanden moeten doorbrengen.
Een eigen onderkomen brengt hun problemen weer wel meer naar voren. Geen van beiden heeft werk en hun uitkeringen lopen binnen drie maanden af. „Er is hier geen werk meer”, zegt Toshiki, „alle bedrijven zijn weggevaagd.” Mika valt hem bij. „We weten niet wat de toekomst brengt en daarom proberen we zo weinig mogelijk geld uit te geven.”
De plaatselijke zakenwereld wil daar zo snel mogelijk verandering in brengen. „Zo’n 65 procent van onze leden wil zijn bedrijf weer opbouwen”, zegt Tsutomu Nakai, de voorzitter van de plaatselijke kamer van koophandel. Hij schat dat ongeveer 30 procent alweer is begonnen in noodgebouwen.
Maar hij maakt zich zorgen over het trage optreden van de overheid. „Zeven maanden na de tsunami heeft het parlement nog altijd geen beslissing over het budget voor de wederopbouw genomen. Op zijn vroegst gebeurt dat eind december. Ik ben bang dat velen hoop zullen verliezen en het opgeven.”
De problemen voor bedrijven lijken onoverkomelijk. „Veel ondernemers hebben leningen die ze niet kunnen afbetalen omdat ze geen bedrijf meer hebben en dus geen inkomsten. En om opnieuw te beginnen moeten ze juist nóg meer geld lenen.” Hetzelfde geldt voor jonge mensen met een hoge hypotheek voor een niet meer bestaand huis.
Sommige ondernemers hebben besloten niet bij de pakken neer te gaan zitten en gewoon weer te beginnen, zoals de 65-jarige Yashuhiko Konno. Hij is directeur van een eeuwenoude brouwerij voor sake, Japanse rijstwijn, die volledig is weggevaagd. Zeven van zijn 57 werknemers verloren het leven. „Ik heb niet de indruk dat ik mijn bedrijf weer kan opbouwen, maar ik wil evenmin later spijt krijgen dat ik het niet heb geprobeerd.” Konno ziet de nul-situatie van waaruit hij moet starten als een uitdaging.
Van een concurrent heeft hij een nieuwe brouwerij kunnen huren, de banken eisen voorlopig geen terugbetaling van oude leningen, en toen in juli het bedrijf weer begon, werkten de werknemers aanvankelijk zonder loon. Deze week wist hij reeds de eerste flessen sake af te leveren.
Strenge regelgeving
Konno betreurt het dat hij het binnenland in moest trekken en niet meer in Rikuzentakata zit. „Maar”, zegt hij „dit geeft ons wel de tijd om al verkopend weer de bouw van een brouwerij in Rikuzentakata voor te bereiden.” Een voordeel dat veel bedrijven niet hebben. „Wij hebben geluk gehad dat we niet hoeven te wachten om te zien hoe de stad herbouwd wordt”, zegt Konno.
Die wederopbouw gaat veel tijd vergen. Dingen die daar debet aan zijn, zijn de strenge Japanse regelgeving en het gebrek aan interesse bij politici in de hoofdstad Tokio. Daar zeggen ze steeds dat er speciale regels moeten komen voor de wederopbouw”, zegt burgemeester Toba van Rikuzentakata, „maar een echte discussie heeft er nog altijd niet plaatsgevonden.”
Zo wil de burgemeester een gedeelte van een berg afgraven zodat daar een hoger gelegen nieuwe wijk gebouwd kan worden. Maar hij kan niet om Tokio heen, want voor het ontwikkelen van een gebied groter dan 3000 vierkante meter heb je in Japan een vergunning nodig.
Door de bureaucratisch rompslomp neemt het verkrijgen van zo’n vergunning doorgaans zes maanden in beslag. „Dit is een crisissituatie”, zegt Toba, „dus zou het toch ook in twee maanden moeten kunnen.” Maar het gebeurt niet. „Het parlement is er zelfs nog niet over begonnen te praten om deze regel te veranderen.”
„Wij willen snel met de bouw beginnen, zodat we de bewoners van noodwoningen hoop kunnen geven. Maar nu moeten we zes maanden wachten voordat we zelfs maar kunnen beginnen met het afgraven van die berg. Tegen de tijd dat bewoners hun nieuwe huizen kunnen betrekken, zijn we alweer twee tot drie jaar verder.”
Dat politici in Tokio dit maar niet willen begrijpen, is een groot dilemma voor ons, zegt Toba, en de teleurstelling en de frustratie zijn in stem hoorbaar.
Het zijn gevoelens die door velen in Rikuzentakata gedeeld worden. „Ik weet hoe de overheid werkt”, zegt Nakai van de kamer van koophandel, „en ben erg ontevreden over het huidige tempo van politici en ambtenaren. Ik vraag me zelfs af of ze wel aan ons denken.”