Moordenaar doodde „op puur geluk”
De ”moordenaar van de speelkaart” zit eindelijk achter slot en grendel. Alfredo Galán, 26 jaar oud, heeft maandenlang paniek gezaaid in de Spaanse hoofdstad en omstreken door op een willekeurige manier mensen om het leven te brengen.
Galán, voormalig korporaal in het Spaanse leger, kan niet meer de straat op om zichzelf te bewijzen hoe makkelijk het is om te doden. Dat was, volgens zijn bekentenis, de voornaamste reden om zijn morbide drang de vrije loop te laten.
In totaal doodde de man zes mensen. Hij deed dat tussen januari en maart. Galán gaf zich vorige week donderdag aan bij de Spaanse politie in een stad ten zuiden van Madrid waar hij geboren was. De voormalige korporaal was gekleed in beige korte broek en een geel shirt en hij verkeerde in een licht beschonken toestand. Tijdens de verhoren vertelde Galán dat hij zichzelf aangegeven had omdat hij „genoeg had van de ondoelmatigheid van de politie” om hem te pakken.
De jongeman doodde omdat hij opeens, terwijl hij voor de televisie zat, de drang voelde om mensen om het leven te brengen, aldus de bekentenis. Zijn slachtoffers zocht hij willekeurig uit: een portier, een schoonmaker, twee klanten van een bar en een Roemeens immigrantenechtpaar.
Gewoonlijk liet Galán speelkaarten achter naast de lijken, in oplopende waarde. Dat bezorgde hem de bijnaam ”De moordenaar van de speelkaart”. Alle slachtoffers werden omgebracht door kogels van hetzelfde pistool, een Tokarev van het kaliber 7,62. Dat had Galán in Mostar (Bosnië) gekocht, tijdens een van zijn twee humanitaire missies met het Spaanse leger, samen met 400 kogels, voor in totaal 400 dollar. In een tv-toestel had hij ze Spanje binnengesmokkeld.
Zijn eerste slachtoffer was een portier die hij in de gang van het gebouw dat hij overzag, midden in het centrum van Madrid, dwong te knielen alvorens hem in het hoofd te schieten. De man, 50 jaar oud, stierf voor de ogen van zijn tweejarige zoontje. Dat was 24 januari.
Op 5 februari schoot hij om halfvier ’s nachts een 28-jarige schoonmaker dood die op een bus zat te wachten, vlak bij het internationale vliegveld van Madrid, Barajas. Daar werkte Galán inmiddels als beveiligingsbeambte, na het leger uitgezet te zijn vanwege psychische en lichamelijke stoornissen. Diezelfde dag nog stapte hij een café binnen waar hij de eigenares en haar zoon in koelen bloede neerschoot. Een klant overleefde het.
Op 7 maart liepen zijn plannen spaak toen hij op een man en vrouw in een voorstad van Madrid schoot, ook rond halfvier ’s nachts. De man, zwaargewond, overleefde het en ook zijn vrouw had geluk omdat het wapen haperde. Op 18 maart pleegde Galán zijn laatste dubbele moord: hij liep langs een echtpaar, op een pad buiten Madrid, draaide zich om en schoot de man, een Roemeense immigrant, in het hoofd. Vervolgens schoot hij drie keer op de vrouw.
Alfredo Galán, met een opvallend jongensachtig gezicht, zei later tegen de politie dat hij wel twintig jaar lang had kunnen blijven doorgaan. „Ik deed het op puur geluk, om mezelf te bewijzen dat moorden gemakkelijk is.”
Ook erkende hij nauwkeurig een map met knipsels over zijn moorden bijgehouden te hebben. Die map belandde in de haard toen hij dacht dat de politie hem op het spoor zat. De politie heeft inmiddels een huls gevonden in het woonhuis van Galán die afkomstig is uit het moordwapen. Het wapen zelf is vooralsnog zoek.
Galáns vader, chef van een petrochemisch laboratorium, kreeg een hartaanval toen hij vernam dat de ”moordenaar van de speelkaart” zijn eigen zoon was. Alfredo’s moeder stierf op het kraambed toen hij nog klein was. Niemand in zijn geboorteplaats, Puertollano, provincie Ciudad Real, herkende hem ooit op de televisie toen de politie computercomposities verspreidde met de vermeende gelaatstrekken van de moordenaar.
„Nooit heeft hij voor problemen gezorgd, het was een normaal iemand, en we zijn allemaal verbaasd dat hij volslagen anders blijkt te zijn”, merkte een voormalige buurvrouw op nadat Galán was gearresteerd.