Strijd De Brès tegen dopersen voluit actueel
De Reformatie werd van binnenuit bedreigd door radicale geesten: de (weder)dopers. Deze stroming speelde de Geest tegen het Woord uit, ondermijnde de kinderdoop, praktiseerde herdoop en vormde ook nog eens een bedreiging voor de openbare orde.

Guido de Brès schreef er een omvangrijk boek van ruim 700 bladzijden over. ”Oorsprong en weerlegging van de wederdopers” is een van de hoofdwerken van De Brès dat terecht een heruitgave verdient. Gebroeders Koster maakte er een mooie uitgave van met een uitstekende vertaling uit het Frans.
Het werk heeft drie delen. Het eerste deel beschrijft uitvoerig de oorsprong van de stroming der wederdopers rond 1521 in Saksen, de opkomst van Thomas Müntzer en de ongeregeldheden in Münster en Amsterdam.
De Brès onderscheidt vele soorten dopers: enthousiaste, revolutionaire, stille, geestelijke, libertijnse enzovoorts. Maar ze gaan allen prat op hun eigen werken en heiligheid, schrijft hij. Ze dringen zich binnen op plaatsen waar het Evangelie al verkondigd is en breken daardoor het werk van de getrouwe herders af. Zij beroepen zich op visioenen en dromen en zeggen vaak: „De Geest heeft het mij geopenbaard”, maar als men hun de Schrift voorhoudt, zegt men: „Wat hebben wij te doen met de dode letter, aangezien wij het levende Woord van God hebben, ingeprent in een levende geest?”
Ze minachten de studie en de Schrift en komen met nieuwe openbaringen, raken soms in extase en liggen uren op de grond. Wie denkt hierbij niet aan hedendaagse extreem charismatische bijeenkomsten, zoals de Firenights in Harderwijk van TRIN (Touch, Reach, and Impact the Nations)?
Dopers zijn volgens de Brès zo overgeestelijk en gericht op boetedoening dat ze soms het avondmaal verachten. „Velen achten het sacrament van het avondmaal van onze Heere Jezus Christus niet zoals wij het achten, maar zij prediken het heilig avondmaal zo verheven dat er met grote moeite uiteindelijk twee zijn die waardig zijn om eraan deel te nemen. En daarom denken velen dat nooit te doen tot aan hun dood.”
Tweenaturenleer
Het tweede deel beschrijft uitvoerig het conflict over de tweenaturenleer en de vleeswording van Christus. Dopers stellen dat Christus niet „uit” maar „door” de maagd Maria is gekomen. Als Christus ons vlees aangenomen had, zou Hij bevlekt zijn. Hij heeft Zijn vlees uit de hemel meegenomen. Zij maken echter van Maria’s schoot een herberg, stelt De Brès. De twee naturen van Christus zijn in één persoon verenigd, niet vermengd. De wederdopers erkennen slechts één substantie en Goddelijke natuur in Christus.
Het derde deel gaat –hoe kan het ook anders– over de doop. Daarin verdedigt De Brès uitvoerig de kinderdoop. Bij de heidenen komt het onderwijs vóór de doop, bij de kinderen van gelovigen komt het onderwijs ná de doop. Christus heeft geen geloof verlangd van de kleine kinderen die tot Hem kwamen. Gods verkiezing en verbond, niet ons persoonlijk geloof, is de grond van de doop, zo poneert De Brès op diverse plaatsen. „De Heere erkent de kleine kinderen die verwekt zijn uit gelovige ouders, als Zijn volk en Zijn bondgenoten. Daarom behoort niemand hen van Gods verbond uit te sluiten, alsof zij niet tot Gods volk behoorden.”
Hij keert zich tegen de Nederlandse doopsgezinde voorman Menno Simons, die kleine kinderen als ongelovigen ziet, terwijl God hen krachtens het verbond tot gelovigen rekent. De Brès schrijft dat men kinderen niet ongeloof kan toeschrijven „zolang zij niet de leeftijd hebben om daarover te kunnen oordelen.” „En moet men zich hier niet verwonderen dat het gebrek aan begrip dat er in kleine kinderen is, hen niet kan uitsluiten van het teken, aangezien de Heere hen zonder kennis van goed en kwaad de waarheid van het sacrament geeft en meedeelt.”
De Brès argumenteert voortdurend vanuit de vergelijking van besnijdenis en doop, beide een teken van het verbond van God. „De belofte is de kracht van de sacramenten, en deze is één in de besnijdenis en in de doop, te weten, (de belofte) van de barmhartigheid van God, van de vergeving der zonden en van het eeuwige leven.” De wederdopers stellen echter dat de besnijdenis vleselijk is en de doop geestelijk. In beide testamenten is echter eenzelfde Christus aan het volk voorgesteld, aldus De Brès.
De Brès legt de nadruk op de eenheid van oude en nieuwe verbond, Genesis 17:7 en Handelingen 2:39, waar de kleine kinderen „kinderen der beloftenis” genoemd worden. „Zij zijn dus kinderen van God en worden tot het huisgezin van Abraham gerekend, door de belofte alleen. Maar als zij volwassen worden, dan moeten zij het geloof van hun vader Abraham hebben, anders zullen zij God niet kunnen behagen.” Ook dat laatste blijft nodig: geloof, dat elke vorm van verbondsautomatisme uitsluit.
Dopers miskennen volgens De Brès de genade van God. „Dat u zo de doop aan kleine kinderen weigert en alles legt in de belijdenis en de doding van de oude mens en de nieuwigheid des levens, komt eruit voort dat u zo weinig toekent aan de genade en barmhartigheid van God.” De Brès benadrukt het Bijbelse bevel van de kinderdoop, maar ook het nut: God bevestigt ons hart niet alleen door Zijn Geest, maar ook door Woord en sacrament.
Hij hekelt scherp de herdoop, die door de ”wederdopers” wordt gepraktiseerd: „Zij kruisigen de Zoon van God opnieuw en treden het bloed van Christus met hun voeten als een zaak van geen enkele waarde. Zij verdelen de christenen.” Actuele woorden! Ook stelt De Brès dat de doop in het pausdom een ware doop is, want de geldigheid van de doop hangt af van Jezus Christus. Dat ligt anders met het avondmaal, waaraan Rome allerlei bijgelovigheden heeft toegevoegd.
Het derde deel eindigt met enkele korte beschouwingen over het ambt van de christelijke overheid, de noodzaak van het zwaard, nodig voor alle goede orde en openbare rust. Hij besluit met korte bijdragen over de eed en de onsterfelijke ziel.
De Brès reageerde zo fel tegen het doperdom omdat het een aanval van binnenuit was. Doperse ideeën zijn gevaarlijker en moeilijker te onderscheiden dan het roomse bijgeloof. Wie dit boek van De Brès leest, beseft hij dat soms midden in de actualiteit zit. Het drijven op de Geest, beïnvloeding door profetische visioenen en dromen, met verachting van het Woord, is ook vandaag de dag actueel wanneer Geestdrijverij in diverse vormen –links of rechts– zich breed maakt. Lachen in de Geest, herdoop, onderwaardering van de kinderdoop, het was er toen allemaal al. Het is ongelooflijk welk een uitmuntende kennis De Brès van de Bijbel en kerkvaders heeft. Hij kende de bronnen van de dopers en reikt argumenten aan die hun zeggingskracht nog steeds niet hebben verloren. Wie het verleden én het heden wil begrijpen, leze dit boek. We vinden hier Guido de Brès op zijn best!
Oorsprong en weerlegging van de wederdopers; Guido de Brès
uitg. Gebroeders Koster, Barneveld, 2011; 726 blz.; ISBN 978 9055516 48; € 47,90.