Christelijke zorg voor de armen
Je kunt nóg zo’n complete Bijbel hebben, wie de aardsgerichte boodschap van het Evangelie miskent, heeft een Bijbel met een gat erin. Dat is de boodschap van Richard Stearns, die de wereld rondreist om christenen wakker te schudden. „De armen en verdrukten wachten op een christelijke sociale revolutie.”
Maandag, een dag na Micha Zondag (de dag dat tal van kerken en gemeenten wereldwijd aandacht besteden aan de thema’s gerechtigheid en duurzaamheid, geïnspireerd door Micha 6:8), verschijnt de Nederlandse editie van ”Het gat in ons Evangelie”. Het boek van Stearns, directeur van de Amerikaanse afdeling van de hulp- en ontwikkelingsorganisatie World Vision, was in eigen land een regelrechte bestseller, en dat is verbazingwekkend omdat hij bepaald geen vleiende boodschap voor de kerk heeft. De titel heeft het immers over het gat in óns Evangelie, en ook Nederlandse christenen mogen zich die boodschap aantrekken, verwacht hij.
Wat bedoelt u nu precies met dat gat in ons Evangelie?
„Mijn stelling is: als je gelooft dat het Evangelie enkel het gesproken woord van vergeving van zonden inhoudt, zit er als het ware een ‘gat’ in je Bijbel, want het volledige Evangelie heeft niet één, maar drie aspecten. In de eerste plaats is er proclamatie, dat is Woordverkondiging, maar vervolgens zijn er ook compassie en gerechtigheid. Die laatste twee hebben te maken met omzien naar de armen en verdrukten in de wereld.”
Stearns legt uit dat dit alles verband houdt met de komst van het Koninkrijk van God. „Het hele Evangelie is inluiding van dat koninkrijk, niet ergens in de toekomst, maar nu, en niet in de hemel, maar op aarde. Jezus had een volledig nieuwe visie op de wereld, op een aarde die veranderd zou worden door veranderde mensen. Zij gaan het revolutionaire Koninkrijk van God inluiden, niet enkel door verkondiging, maar vooral ook door het Evangelie in hun leven uit te dragen.”
In zijn boek gaat Stearns daar nog verder op door. „Zij die Jezus Christus volgen, moeten leven in een wereld die hun waarden afwijst en hun geloof bespot. Met als gevolg dat elke generatie christenen de verleiding voelt om zich uit dit leven terug te trekken en het geloof voor zichzelf te houden. Maar Christus volgen vraagt enerzijds om een persoonlijke relatie met God, waardoor jezelf verandert, en om een publieke relatie met de wereld, waardoor ook die verandert.”
Op de vraag hoe het is gekomen dat de kerk in de VS een gat in haar Evangelie heeft laten ontstaan, dus eenzijdig de Schrift is gaan lezen, reageert Stearns met „cultuurblindheid”, waarmee hij het onvermogen om de heersende cultuur door Gods ogen te zien, bedoelt. Die heersende cultuur is te typeren als „de Amerikaanse droom”: een streven naar materieel succes en naar een leven van persoonlijk geluk en materieel comfort. Daar hoort het idee bij dat „we recht hebben” op het inkomen dat we krijgen, simpel omdat we ervoor gewerkt hebben. „De Bijbel leert ons heel iets anders: dat alles wat we hebben van God afkomstig is. Hij heeft het ons toevertrouwd en Hij verwacht dat we het gebruiken met het oog op Zijn koninkrijk.”
Overigens heeft de kerk zich volgens Stearns in het verleden meermalen neergelegd bij de heersende cultuur, ook al werd die gekenmerkt door discriminatie en onderdrukking. Hij typeert het als „zwijgen achter het veilige omhulsel van gebrandschilderde ramen.”
Daartegenover staat de radicale, want complete boodschap van het Evangelie: bent u persoonlijk bereid u open te stellen voor Gods wil in uw leven? Stearns vergelijkt de christelijke levenswandel met het in dienst gaan in het leger. „Wanneer een soldaat in dienst gaat, geeft hij of zij onmiddellijk de touwtjes uit handen. Alles ligt immers voortaan in handen van de commandant. Christenen wordt gevraagd om eenzelfde overgave. Onwil om onze bezittingen op te offeren, is een van de grootste obstakels om ons leven volkomen aan Christus te geven, omdat ze macht over ons hebben. We klampen ons eraan vast, vaak uit een verlangen naar zekerheid, naar comfort en geluk.”
Niet alleen de heersende cultuur ligt dwars, ook ons ‘arglistige hart’ doet dat. „Ons probleem”, aldus Stearns, „is dat de situatie van noodlijdende kinderen in een land ver weg ons niet persoonlijk raakt.” Hij maakt daarbij de vergelijking met een vliegtuig dat neerstort, en waar dan prompt de media bovenop duiken. Het massaal sterven van kinderen door armoede komt neer op het dagelijks tegelijkertijd neerstorten van tal van vliegtuigen, en toch bereikt dat niet de voorpagina’s van de kranten.
Waarom dat ene vliegtuig wel breed uitgemeten, en de massale dood van kinderen –waarvan dagelijks sprake is– niet? Stearns weet zelf het antwoord: „In het nieuws is één dode brandweerman in eigen land evenveel waard als 5 buitenlandse agenten, als 50 Arabieren en als 500 Afrikanen. Wat zou God denken van deze situatie? Voelt Hij emotionele afstand als Hij naar een lijdend kind in Cambodja of Malawi kijkt? Nee! God rouwt en huilt, want al die kinderen zijn Zijn kinderen, niet die van iemand anders ver weg.”
Stearns roept christenen op om als volgelingen van Christus zich bewust te worden van „de duisternis en hardheid van het menselijk hart” en citeert daarbij zijn voorganger als directeur bij World Vision, Bob Pierce. „Laat mijn hart gebroken worden door de dingen die Gods hart breken.”
Statistieken over honger en armoede in de wereld zijn een andere verleiding voor christenen om de wereld de wereld te laten. Ze bieden immers een kans om mensen te „depersonaliseren”, zodat „we hen niet meer zien als mensen zoals jij en ik.” En met een verwijzing naar de Holocaust, waar volgens hem iets dergelijks gebeurde, stelt Stearns dat als dit gebeurt „het ondenkbare mogelijk wordt.”
Het Evangelie wijst een totaal andere weg. „We moeten armoede of onrechtvaardigheid niet als problemen zien die om een oplossing vragen, maar laten we de mensen die met deze problemen te maken hebben zien als individuen die onze liefde en ons respect nodig hebben en verdienen.”
Met een verwijzing naar de gelijkenis van de rijke man en de bedelaar Lazarus: „Buiten onze comfortabele huizen en grote kerkgebouwen liggen de armsten der wereld, lijdend, hongerig en ziek, verlangend naar slechts een paar kruimels van onze tafel.”
Is getuigen van de komst van het koninkrijk dan hetzelfde als het actief verbeteren van de wereld en zo het meehelpen realiseren van dat koninkrijk?
„Zeker! Het gevaar is dat we de wereld opgeven, vanuit de gedachte dat het koninkrijk pas komt als Jezus terugkeert op aarde. Dan staan we met zijn allen bij wijze van spreken op de luchthaven te wachten om geëvacueerd te worden. We moeten de wereld in en ons zo voorbereiden op Zijn komst. En met de opdracht om Zijn Evangelie aan alle naties en volkeren te verkondigen. Maar dat Evangelie is meer dan het gesproken Woord, het is ook compassie en het doen van gerechtigheid. Het gaat dus om beide: we wachten op de volledige doorbraak van het koninkrijk, en we zijn intussen ambassadeurs van dat koninkrijk.”
In Nederland heeft dr. W. Aalders de verschuiving van de Reformatie naar de moderne theologie omschreven als de vervanging van het reformatorische hoofdthema ”Christus en de ziel” door dat van ”Christus en de wereld”. Begeeft u zich niet in riskant vaarwater?
„Nee. Het Evangelie hebben we gereduceerd tot een brandverzekering die je kunt afsluiten, om vervolgens het oude leventje weer op te pakken, een leven van welvaart en succes. We hebben immers ons toegangskaartje voor het toekomstige leven op zak. Daarmee is de kracht van het Evangelie om het menselijk hart maar ook de wereld te veranderen, sterk afgenomen. En dat zie je terug in onze beperkte blik op evangelisatie als zijnde enkel verkondiging.”
Maar het gaat ook om hulp aan de zieken en de armen, om Bijbelse gerechtigheid en strijd tegen onrecht in de wereld. Het Evangelie is zo het fundament voor een sociale revolutie die sterk genoeg is om de wereld te veranderen. „Vergeet niet dat barmhartigheid en gerechtigheid diep verankerd zijn in zowel het Oude als het Nieuwe Testament, denken aan wat Jesaja 58 en Mattheüs 25 daarover zeggen. Oprechte persoonlijke toewijding aan Christus gaat gepaard met een tastbaar bewijs van een veranderd leven.”
En dan is er nog het oude thema van geloof en werken. Hoe zit dat bij u?
„Die twee zijn natuurlijk nooit als losstaande zaken bedoeld. We zijn behouden door het geloof, en behouden óm goede werken te doen. Geloof en werken moeten al helemaal niet als twee tegenpolen worden gezien, maar als twee uitingen van hetzelfde idee. Ons geloof is niet alleen iets persoonlijks, het is ook een krachtbron die de wereld kan veranderen.”
Stearns stelt dat de strijd tussen aanhangers van ”alleen de werken” enerzijds en die van ”het geloof zonder de werken” anderzijds kwalijk heeft gewerkt voor de christelijke gemeente. „Het gevolg was dat beide partijen met een half Evangelie kwamen te zitten.” Volgens hem zijn er ook nu nog conservatieve kerken in zijn land die stellen dat maatschappelijke hervormingen deel uitmaken van een liberale theologie waarin evangelisatie is vervangen door enkel goede werken.
U stelt in uw boek dat de kerk aantrekkelijker wordt voor de wereld als ze weer die toewijding aan de wereld serieus gaat nemen. Hoe bedoelt u dat?
„Christenen hebben over het algemeen een slecht imago omdat ze overal tegen zijn. Waar ze nu precies voor zijn, is minder bekend. Maar kijk eens naar Moeder Teresa, die had nauwelijks vijanden, omdat ze enkel positief onder de armen bezig was. Geloof dat zich vooral uit in daden en minder in woorden, is aantrekkelijker.”
In zijn boek vertolkt Stearns die verwachting bijna in de vorm van een droom: „Denk je eens in wat het betekent als christenen meer geld dan alle overheden in de wereld samen zouden gaan geven aan de armen, omdat ze de opdracht van Jezus serieus nemen om hun naaste lief te hebben? Aanhangers van andere religies zouden zich afvragen wat christenen drijft om zo liefdevol en vrijgevig te zijn. Iedereen zou het hebben over de wereldwijde maatschappelijke revolutie, aangewakkerd door het lichaam van Christus. De kranten zouden er op een positieve manier bol van staan. En de wereld zou het hart van het Evangelie zien, het goede nieuws van Gods Koninkrijk, niet slechts in woorden, maar ook in daden.”
N.a.v. ”Het gat in ons Evangelie”, Richard Stearns; uitg. Gideon, Hoornaar 2011; ISBN 978 90 6067 529 8; 386 blz.; € 19,95.
Zes cent voor de armen
Dat intense betrokkenheid van christenen op de armoede en het onrecht in de wereld geen luxe is, bewijzen de statistieken. Zo is het gemiddelde inkomen in Nederland 32.500 euro per jaar, oftewel 89 euro per dag. De onthutsende werkelijkheid in de wereld van vandaag is dat 40 procent van de wereldbevolking (2,6 miljard mensen) van minder dan 1,50 euro per dag moet rondkomen, 15 procent van de wereldbevolking (1 miljard mensen) met minder dan 0,75 euro per dag. De gelukkigen die 89 euro per dag verdienen, tellen slechts 0,3 miljard mensen, oftewel 4,5 procent van de wereldbevolking.
Jij bent rijk, wij zijn rijk en de kerk in het Westen is rijk, poneert de Amerikaanse auteur van ”Het gat in ons evangelie”, Richard Stearns. Als je dit jaar 17.000 euro verdient, ben je rijker dan 90 procent van de wereldbevolking. Verdien je 35.000 euro per jaar, dan ben je zelfs rijker dan 99 procent van die bevolking.
Zijn al die schatrijke christenen gul in het geven? Nee, zegt Stearns. In zijn land is het geven van tienden sowieso nauwelijks gangbaar, maar dan nóg blijken christenen (hij noemt hen „de rijkste christenen in de geschiedenis”) slechts 2 procent aan de kerk te geven, en daarvan gaat dan vervolgens 2 procent naar noden in de wereld. Per saldo komt dat neer op 6 cent per dag per persoon.