Océ hoopt zijn productiekosten verder te verlagen door meer eindmontagewerk en de bijhorende verwerving van onderdelen te verhuizen naar lagelonenlanden. De onderneming heeft nu reeds twee productiefaciliteiten in Tsjechië.

Als het onderzoek is afgerond, bespreekt de fabrikant de resultaten met de ondernemingsraad en de vakbonden. Het onderzoek heeft betrekking op een deel van de assemblage in Venlo, aldus Océ. Kernactiviteiten, zoals de productie van strategische onderdelen en de samenvoeging van complexe printsystemen, zijn geen onderdeel van de studie.

Dat Océ de vestiging in Venlo onder de loep laat nemen, heeft onrust veroorzaakt onder het personeel. „Door naar buiten te treden willen we duidelijkheid geven”, zei een Océ-woordvoerder gisteren. „Er vindt momenteel een discussie plaats over de strategische keuzes. Het voornemen is om de ondernemingsraad in september om advies te vragen.” De zegsman erkende dat de studie tot een reorganisatie kan leiden.

Volgens bestuurder Theo Willems van vakbond De Unie kan het onderzoek echter nauwelijks gevolgen hebben voor de vestiging in Venlo, waar circa 3600 mensen werken. „Slechts een heel klein deel van het werk betreft simpele machines”, meende de vakbondsman, die schatte dat daarbij „enkele tientallen mensen” betrokken zijn. Een getal waar de Océ-woordvoerder het „niet mee oneens” is. Hij verzekerde dat er geen gedwongen ontslagen vallen. Bij Océ in Nederland werken in totaal ongeveer 4000 mensen.

Net als zijn branchegenoten Canon en Xerox lijdt Océ onder de aanhoudend zwakke economie. In april kondigde de onderneming dan ook aan wereldwijd enkele honderden banen te schrappen. Nederland bleef ongemoeid.

Op de effectenbeurs in Amsterdam verloor het aandeel Océ vrijdag 2,7 procent en sloot het op 9,22 euro. De fabrikant publiceert dinsdag zijn halfjaarcijfers.