Geschiedenis

Echtpaar Juhls laat zich bij ontwerp sieraden leiden door cultuur Lappen

Zij heeft Nederlandse voorouders, hij is van origine een Deen. Regine (72) en Frank Juhls (80) leerden elkaar kennen op de toendra van het Noorse Lapland bij Kautokeino en runnen in de eenzaamheid en onherbergzaamheid van het gebied een kunstcentrum dat de cultuur van de Sami ademt.

11 October 2011 18:32Gewijzigd op 14 November 2020 17:05
Regine Juhls (72) voor haar mozaïekkunstwerk. Foto RD, Bert Monster
Regine Juhls (72) voor haar mozaïekkunstwerk. Foto RD, Bert Monster

Het karakteristiek vormgegeven gebouw, met een gewelfd plafond als beeld van opgewaaide sneeuwduinen, laat meteen iets zien van de bedoelingen van de Juhlsen. Ze willen de cultuur van de Lappen, die zichzelf liever Sami noemen, indrinken, uitdragen en er middenin leven.

De twee leren elkaar op een wonderlijke manier kennen. Regine wordt als nazaat van Nederlandse mennonieten geboren in toenmalig Oost-Pruisen en trekt na haar studie in Wenen en Athene via Litouwen naar Noors Lapland, niet ver van de Finse grens, om er dienstmeisje te zijn bij een Lapse familie. Ze leert Frank kennen, die in Kautokeino bezig is een hut te bouwen. De jonge Deen zit vol idealen. Hij wil iets opbouwen vanuit het niets, ver buiten de moderne maatschappij. Ze ziet elkaar graag en Regine trekt regelmatig op een slee die getrokken wordt door een rendier naar haar geliefde.

Ze trouwen en samen bouwen ze het kunstcentrum, dat vanaf 1959 stukje bij beetje vorm krijgt. Het echtpaar woont te midden van een woest en verlaten landschap. De weg van de noordelijke kustplaats Alta naar Kautokeino ligt er in de beginjaren van hun huwelijk nog niet eens. „Het was bijzonder moeilijk om ergens te komen”, zegt Regine Juhls. „Voor het bouwen van een huis hadden we materiaal nodig dat lastig kon worden aangevoerd.” Ze wijst door het venster naar de rivier beneden in het dal. „Daar moesten we met het bouwmateriaal naar de overkant varen en dan sleepten we de boel hier naar boven.”

Het jonge echtpaar woont tussen de Sami, een nomadisch volk met een eigen cultuur. Op een dag komen ze bij Frank voor hulp bij hun elektriciteitsvoorziening. Regine Juhls: „Later brachten ze ook sieraden, met de vraag of we die even wilden repareren. Voor de Lappen is het dragen van juwelen heel belangrijk. Zij waren vroeger meer dan nu vooral nomaden die van plaats naar plaats trokken. Ze hadden niets om voor te sparen en toch wilden ze graag iets moois bezitten. Juwelen konden ze altijd bij zich dragen. Ze maakten de sieraden niet zelf, maar ruilden ze tegen hermelijnbont.”

Hoewel het jonge echtpaar Juhls de boot afhoudt, blijven de Sami aandringen. „Ze vertrouwden ons volkomen en wij wilden hen niet teleurstellen.” De Juhlsen gaan enkele keren naar Kopenhagen om daar de basisvaardigheden van de edelsmederij te leren. „We kregen nergens hulp. De edelsmeden zagen het als minachting voor hun vak dat wij hun ambacht in slechts enkele weken wilden leren. Uiteindelijk hielp een van hen ons toch uit de brand.”

De Sami blijven toestromen met beschadigde juwelen. Het echtpaar breidt zijn werkzaamheden uit en krijgt steeds meer vaardigheid in het vak. De Juhlsen nemen jonge kunstenaars, edelsmeden en aanstormende talenten uit binnen- en buitenland in dienst om het werk aan te kunnen. Het echtpaar legt zich bovendien toe op de productie van juwelen. „Geheel volgens de Lappenstijl. Zij zeiden ons wat ze mooi vonden, wij voerden het werk uit.”

De kunstzinnige Noorse neemt haar bezoekers mee naar enkele vitrines waarin haar zogeheten toendracollectie ligt te schitteren. „Alles wat ik maak, is geïnspireerd door de natuur. Zowel de vormen als de patronen.” Ze streelt voorzichtig een zilveren armband die de opvallende structuur van het Noorse toendramos heeft.

Het nomadische leven van de Lappen heeft altijd de interesse van het echtpaar Juhls gehad. Maar het koppel schuwt het niet om af en toe ook eens buiten Lapland te kijken hoe het nomadische volken elders vergaat. „Met mijn man ben ik meerdere keren in Afghanistan geweest. In dat land zijn nog veel interessante voorbeelden van nomadisch leven te vinden.”

Eén vertrek in hun kunstcentrum in Kautokeino staat geheel in het teken van de oriëntaalse cultuur. Flonkerende messen, prachtig beeldhouwwerk en dikke kleurrijke tapijten sieren het vertrek. „In 1978 waren we voor het eerst in Afghanistan, net voordat de Russen het land binnenvielen. In de jaren tachtig hebben we in Afghanistan veel vrijwilligerswerk gedaan onder vluchtelingen. We namen handgemaakte spullen mee naar huis en verkochten ze in ons kunstcentrum. Zo creëerden we geldstromen om in het Aziatische land hulp te kunnen bieden.”

Voordat de Afghaans-Russische oorlog uitbreekt, vervoeren de Juhlsen pallets vol hulpgoederen via Russische luchthavens naar Afghanistan. Later moeten het voedsel en de medicijnen via Kopenhagen naar het Pakistaanse Karachi worden gebracht. Via Peshawar gaan de goederen Afghanistan in. „Van grote fabrikanten kreeg ik pallets vol medicijnen. Grote uitdaging was echter om ze op de plek te krijgen waar ze nodig waren. De Pakistanen wilden niet meewerken en de boel liever voor zichzelf houden. Ik zocht in Peshawar daarom naar Pashtun, een Afghaanse stam met nomadenbloed. Mensen die graag in beweging zijn. Van hen kreeg ik de nodige hulp.”

Het echtpaar heeft de naïeve gedachte dat het met zijn inzet Afghanistan van de ondergang kan redden. Het avontuur in Afghanistan loopt voor hen echter op een grote teleurstelling uit. „Toen de Russen uit het land vertrokken, gloorde er hoop. Gorbatsjov trad doortastend op. Ik had vertrouwen in zijn aanpak. Het land werd echter aan zijn lot overgelaten, hoe goed wij ook ons best deden. Achteraf moet ik zeggen dat we niet meer dan nuttige wereldverbeteraars waren. De Afghanen hebben ons misbruikt. De bevolking ziet westerlingen als ongelovige niet-moslims. Hoe hebben we in onze missie kunnen geloven? We moesten er weg.”

Hun teleurstelling wordt nog groter als de taliban in 1994 de touwtjes in handen krijgen. „Hun fanatisme hadden we tot dan toe nooit bij de Afghaanse bevolking gezien. Eng was het.”

Juhls meent dat het moslimfundamentalisme ook Noorwegen bedreigt. „Nu al hoor je over praktische shariawetgeving in sommige delen van Engeland. We hebben toegelaten dat het religieuze fanatisme naar Europa kwam. Ik vrees voor de toekomst van Noorwegen.”

Integratie is in het Scandinavische land een hot item, weet de Noorse. „Er zijn echtparen in sommige wijken van Oslo van wie de kinderen op scholen zitten die door moslimkinderen worden gedomineerd. De autochtone ouders halen kun kroost van school en trekken weg, met als gevolg dat de woonwijk nog islamitischer wordt.”

Het steekt Juhls dat de integratieproblematiek in haar land vrijwel onbesproken blijft. „Nederland is daar al een stuk verder mee. De aanslagen van Anders Breivik hebben er alleen maar voor gezorgd dat er nu een politieke correctheid heerst die elk spreken over de negatieve kanten van de islam bij voorbaat de mond snoert.”

Hoofdschuddend loopt Juhls na haar betoog de trap op naar een andere ruimte. Met een lach: „We laten Afghanistan en de wereldproblematiek als het ware achter ons. We zijn nu in een ruimte die gaat over de toekomst.”

Met haar hand wijst ze op een grote wand waarop een mozaïek vorm krijgt. Wat het precies voorstelt, is niet in één oogopslag duidelijk. „Dat moet ook niet. Iedereen kan erin zien wat hij er in wil zien.” Ze werkt dagelijks aan het secure monnikswerk. „Liefst al vanaf de vroege ochtend.”

Haar tijd is echter beperkt, weet ze ook zelf. Ze heeft de winkel, verzorgt samen met haar dochter en een werkneemster rondleidingen en is al 72 jaar. Bovendien heeft ze de mantelzorg van haar man op zich genomen. „Hij is ernstig ziek en lijdt aan een hartkwaal.”

Een grote kleurrijke vinger die geheel uit mozaïek is opgebouwd is een van zijn laatste producties. „Hij heeft het kunstwerk helaas nog niet helemaal af, maar hij is er vast van overtuigd dat hij het gaat afronden. Ik weet dat het niet zo is.”

www.juhls.no


Lappen of Sami

De moedertaal van 85 procent van de bevolking van het Noorse Kautokeino –dat boven de poolcirkel ligt– is Sami, de taal van de ongeveer 100.000 Lappen die verspreid over delen van Finland, Rusland, Zweden en vooral in Noord-Noorwegen wonen. De Lappen noemen zichzelf bij voorkeur Sami en zijn trots op hun cultuur. Samische onderwijs- en onderzoeksinstellingen hebben hun zetel in Kautokeino. De gemeente is tweetalig. De Sami genieten na een jarenlange achtergestelde positie tegenwoordig erkenning.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer