Binnenland

Nico van Velzen: Niet alleen tv, maar totale leefstijl bekijken

Avond aan avond doorkruiste hij het land om lezingen te verzorgen over verantwoord omgaan met massamedia, zoals de tv. Inmiddels is drs. Nico van Velzen (75), oud-rector en docent massacommunicatie van de Evangelische Hogeschool (EH), pessimistischer dan ooit. „We weten eigenlijk niet meer wat we moeten doen.”

6 October 2011 18:23Gewijzigd op 14 November 2020 17:00
Drs. Nico van Velzen. Foto RD, Anton Dommerholt
Drs. Nico van Velzen. Foto RD, Anton Dommerholt

Op zondag laten hij en zijn vrouw de televisie standaard uit, doordeweeks wil Van Velzen wel eens tijd vrijmaken voor een zinvol programma. „Een van de Duitse zenders heeft een programma over wetenschapsjournalistiek waar ik graag naar kijk.” De naam schiet Van Velzen even niet te binnen. „Ik dacht iets van Quarks of zo.”

Van Velzen kocht zijn eerste tv kort na zijn trouwen. „Dat voelde onwennig, ja. Van een situatie met grote aarzelingen om er een te gebruiken, ben ik toegegroeid naar wat je selectieve acceptatie zou kunnen noemen. In de tijd dat ik op de EH en de ESJ, de Evangelische School voor Journalistiek, werkte, ben ik vooral ook een beroepsmatige kijker geweest.”

Uw lezingen en publicaties liepen nooit uit op het advies om de tv hoe dan ook uit het gezin te weren. Waarom heeft u dat nooit bepleit?

„Ik wil vooropstellen dat iets niet bepleiten nog iets anders is dan iets afwijzen, laat staan veroordelen. Als mensen zeggen: Ik heb mezelf leren kennen, ik weet wie ik van mezelf ben en daarom neem ik geen tv, is dat een te respecteren keus. Ik denk dat het altijd een dilemma zal blijven. In lezingen over wel of geen tv-bezit heb ik dat wel eens verwoord door te zeggen: Mijn hoofd zegt ja, maar mijn hart zegt nee.”

Het hoofd heeft bij u het laatste woord?

„Als christenen moeten we de Bijbelse principes en de Tien Geboden vertalen naar de praktijk van alledag. Hoe maak je het leven overeenkomstig Gods wil concreet? In het eenzijdig afwijzen van bepaalde gebruiksvoorwerpen, of het nu de diaprojector is, de radio, de televisie, de computer of de iPhone, heb ik nooit veel gezien. Ik heb het wel eens een niet-gereformeerde, doperse wereldmijding genoemd. Alle gunstige uitzonderingen daargelaten, hebben de argumenten van degenen die deze benadering voorstaan mij nooit overtuigd. Als christenen moeten we ons voortdurend een mening vormen over de cultuur waarin we leven. Dat doen we niet door eenzijdig bepaalde technische uitvindingen al op voorhand de deur te wijzen. Beter is het om op grond van het eigen beoordelingsvermogen bij het licht van de Bijbel te komen tot een gepast, selectief gebruik.”

Wat zijn dan de nadelen van het resoluut buiten de deur houden van de tv?

„De praktijk wijst uit dat het heel lastig, zo niet onmogelijk is om zo’n robuuste afwijzing consequent vol te houden. Het meest problematisch vind ik echter de gedachte dat wij mensen de wereld uit hart en huis kunnen houden door elkaar lijstjes voor te houden waarop staat: Dit gebruiksvoorwerp mag wel en dat niet. Dan vrees ik dat we de satan en zijn listen zeer onderschatten. Hij is ons namelijk steeds een stap voor. Als er een nieuwe technologische vondst op de markt komt, heeft hij zijn plannen daarmee allang bepaald. Al lang voordat wij in de gereformeerde gezindte elkaar het leven zuur kunnen gaan maken over de vraag hoe ermee om te gaan.

Als ik een voorbeeld mag noemen: de mobiele telefoon. Wie had gedacht dat hij dat medium ooit zou kunnen gebruiken voor het verspreiden van erotische beelden? Nu is het zover, maar intussen lopen al onze tieners met zo’n dingetje op zak. Kortom, de benadering van dit-wel-en-dat-niet zal ongetwijfeld goed bedoeld zijn. Tegelijkertijd vind ik die ook naïef.”

In de hervormd-gereformeerde kring waar u toe behoort, is tv-bezit nooit radicaal afgewezen. Leeft de opvatting dat het buiten de deur houden van het medium verreweg de verstandigste keus is daar nog wel, of is die helemaal weg?

„Zeker niet, her en der kom je dat nog steeds tegen. Dat is niet voorbehouden aan afgescheiden kerken. Toen ik hier in Barneveld werd gekozen tot ouderling zei een man me: Je weet dat ouderlingen hier geen tv hebben. Ik dacht: Dat moet ik navragen. Zo’n regel bleek niet te bestaan. Ik denk dat het vooral een criterium was van deze broeder zelf. Of misschien, wie zal het zeggen, een wens. Blijkbaar ging hij ervan uit dat tv-bezit voor ambtsdragers niet toelaatbaar is, maar wel voor gemeenteleden. Dat is een onderscheid waarvan ik zeg: Waar baseer je het op? Dat de toewijding aan de dienst van God zichtbaar moet zijn in het leven van ambtsdragers, akkoord. Maar toch niet minder in dat van alle gemeenteleden? Het tv-bezit als zodanig staat die toewijding ook niet in de weg, het probleem zit hem in het verkeerde gebruik.”

Stel, er komt een groot wetenschappelijk onderzoek naar het mediagebruik in de gereformeerde gezindte, in de breedste zin des woords. Welke uitkomsten zouden u dan het meest interesseren?

„Wat mij zeker zou benieuwen, is de vraag wat de wezenlijke motieven zijn voor mensen om geen tv te nemen. Zeggen de tv-mijders met Efeze 4: Ik heb de oude mens afgedaan en de nieuwe mens aangedaan en daarom wil ik mij zo veel mogelijk van wereldse invloeden distantiëren? Houden ze hun kinderen voor: Omdat wij tot het verbond behoren en de Heere vrezen, daarom hebben wij geen tv? Of is het sociale controle en gaan mensen overstag zodra de dominee zegt dat de Bijbel meerdere mogelijkheden openlaat en dat het eenieders persoonlijke verantwoordelijkheid is?

Ik zou het overigens belangrijk vinden wanneer zo’n onderzoek zich niet alleen op het mediagebruik en -bezit zou richten. Ik zou ook benieuwd zijn naar gegevens over dure vakanties, dure auto’s en dure meubelen. Eigenlijk zou zo’n onderzoek aan het licht moeten brengen hoe onze totale leefstijl is, los van de vraag of we wel of geen tv hebben. Ik denk dat dit laatste slechts onderdeel is van een veel groter ethisch-theologisch probleem.”

Wat als zo’n onderzoek zou uitwijzen dat veel hervormd-gereformeerde kerkgangers anders dan u op zondag volop tv-kijken.

„Ik zou er niet van opkijken, maar het zou mij wel zorgelijk stemmen. Brengt zoiets de zondagsheiliging, of breder, de levensheiliging toch niet in het gedrang? Dat is een reële vraag.”

Dat tv-bezit in hervormd-gereformeerde kring vrijwel nooit hardop veroordeeld is, betekent niet dat de geestelijke leidslieden er nooit voor gewaarschuwd hebben. In 1993 schreef dr. ir. J. van der Graaf in De Waarheidsvriend: „Televisie is een grote bedreiging voor de christelijke levensstijl. Zaken die vroeger algemeen werden afgewezen, zijn nu binnen oog- en oorbereik. Dan gaat het, wat ons betreft, niet alléén om programma’s, die notoir verwerpelijk, want verderfelijk zijn. Minstens zo fnuikend zijn de verstrooiende programma’s, die inspelen op hebzucht of overlopen van oppervlakkigheid.”

Kerkelijke tucht bij tv-bezit of expliciet ontraden is niet iets wat bij hervormd-gereformeerden past. Welke houding vanuit de kerkelijke leiding past volgens u bij een kritisch oordeel over de tv, zoals dat door Van der Graaf is verwoord?

„Dan denk ik bijvoorbeeld aan concrete waarschuwingen voor de negatieve invloed van tv. En om een volgende vraag voor te zijn: mijns inziens zou dat ook bij ons best meer mogen gebeuren. Want zoals ik daarstraks al zei: taboevorming rond tv-bezit is er ook bij ons. Angstvallig verzwijgen dat je tv hebt of in prediking en pastoraat met een grote boog om het onderwerp heen lopen, is niet goed. Laat zien welke keuzes je maakt. Als je zegt: Het is mijn taak leiding te geven, hoort daar ook mediabegeleiding bij. Een kerkenraad is daar verantwoordelijk voor.”

Jongere generaties mediabegeleding geven; hoe brengen we het er volgens u als gereformeerde gezindte van af?

„Daar moeten we met elkaar veel en veel meer aan doen. Alle kerkgenootschappen binnen de gereformeerde gezindte hebben het gevaar van de tv op vrijwel dezelfde manier gepeild. Alleen de consequenties die ze daaraan hebben verbonden, zijn verschillend. In die verschillen zijn we blijven hangen, met veel welles en nietes. Maar met elkaar hebben we nagelaten om onze jongeren op te voeden rond internet en allerlei toepassingen via mobiele telefoons. Via die achterdeur hebben en gebruiken we nu allemaal tv. En nu weten we eigenlijk niet meer wat we moeten doen. Onze jongeren zouden gebaat zijn met goede mediapedagogiek.

Laatst sprak ik met iemand over de tekst: In de wereld zult gij verdrukking hebben. Vroeger dacht ik altijd: Dat slaat vooral op landen waar christenen worden vervolgd. Maar met name de laatste jaren valt het me steeds weer op hoe ontzettend geseculariseerd we als gezindte zijn geworden in ons denken. Die wereldgelijkvormigheid, zou dat niet onze verdrukking zijn?”

Dit is de tweede aflevering van een serie over zestig jaar tv in Nederland. Zaterdag aflevering 3.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer