Geschiedenis

De Stijl: kunst tot in de theedoek

De theedoek, de Bruynzeelkeuken en de bouwstijl in de Rotterdamse wijk Spangen; die drie dingen, maar zo veel meer uit het leven van alledag heeft de samenleving te danken aan de kunstbeweging in het begin van de vorige eeuw. Het Gemeentemuseum Den Haag biedt een inkijkje in de complexe wereld van De Stijl, op niet minder dan 750 vierkante meter.

3 October 2011 19:01Gewijzigd op 14 November 2020 16:56
De stoelen van Gerrit Rietveld in de tentoonstelling ”Mondriaan & De Stijl". Foto RD, Henk Visscher
De stoelen van Gerrit Rietveld in de tentoonstelling ”Mondriaan & De Stijl". Foto RD, Henk Visscher

Gedrevenheid kan de kunstenaars in de jaren twintig van de vorige eeuw niet worden ontzegd. „De samenleving is bezig te veranderen, daarom vraagt zij ook met aandrang om een nieuw kleed, want werkelijk, haar oude is versleten, door en door. Dat nieuwe kleed is dus de nieuwe stijl die moet worden gemaakt. Weg met al die tijdroovende details, die toch niet naar wensch kunnen worden uitgevoerd”, aldus architect Hendrik Petrus Berlage (1856-1934), bekend van bruggen en de Beurs van Amsterdam. Hij tekende ook voor het Gemeentemuseum Den Haag; de plaats waar nu de geboorte én de kinderen van De Stijl zijn te zien.

Grote mannen van De Stijl zijn vooral Theo van Doesburg, Piet Mondriaan en Gerrit Rietveld. Bekend en eensgezind in hun kleuren rood, blauw en geel. Het complexe van de stroming is dat ze meer ruzie dan chemie hadden. Elk hebben ze hun sporen getrokken.

De stoel van Rietveld, terug­gebracht tot zichtbare verbindingen en noodzakelijke onderdelen, laat zien waar de vroegtwintigste-eeuwse stroming voor staat: heldere lijnen en een strakke vormgeving.

De Stijl is –zo veel is wel duidelijk op de tentoonstelling ”Mondriaan & De Stijl” in het Gemeentemuseum Den Haag– een veelomvattende stroming, die enerzijds helder is en anderzijds echt ingewikkeld. Er zijn schilderijen, maquettes, kleding en meubels te zien. Het houdt niet op bij rood, blauw en geel. Het stopt niet bij Mondriaan en Van Doesburg. Om orde te scheppen in de uiteenlopende ideeën en uitingen kiest het Gemeente­museum per ruimte een onderwerp dat uitgediept wordt. Een video praat de bezoeker bij over de invloed van de stroming op het gebied van de kunst, de straat en het leven van alledag.

Om de bezoeker het gevoel van De Stijl te laten beleven, hebben kunstenaar Krijn de Koning en architect Anne Holtrop de tentoonstelling vormgegeven. In de traditie van De Stijl werkten kunstenaar en architect hier intensief samen aan een totaalkunstwerk. Dunne wanden en vlakken in het plafond mondden uit in een geometrische installatie in het hart van de expositie, met als titel ”63 spaces for a work”.

Het begint allemaal met Van Doesburg in 1917. Hij brengt kunstenaars, architecten en ontwerpers bij elkaar. Van Doesburg is oprichter, redacteur en organisator van het tijdschrift De Stijl, dat dient als podium om de ideeën van de groep te delen met publiek en collega’s. Aan dit tijdschrift dankt de kunsthistorische stroming ook haar naam. Overtuigd van hun visie kiezen de grondleggers niet voor Stijl, maar Dé Stijl.

„Het is ongelooflijk”, zegt Benno Tempel (1978), directeur van het Gemeentemuseum, „dat we in geen enkel museum in Nederland een overzicht hebben van De Stijl. Samen met Rembrandt en Van Gogh behoort De Stijl tot de canon van de Nederlandse kunst. Het belang van de stroming is nauwelijks te overschatten, en in dat gat zijn wij gesprongen met de tentoonstelling, waarin we laten zien hoe belangrijk De Stijl was en wat die ons heeft gebracht.”

Het middel om tot vernieuwing te komen, is volgens de leden van De Stijl de reductie van kunst tot zijn basiselementen: vorm, kleur en lijn. Kunst die zich uitdrukt in helderheid, soberheid en ordening. En dat zowel in schilder­kunst als in design en architectuur. Het klinkt rechtlijnig, zegt Tempel, maar toch is er volgens hem sprake van „iets spiritueels. De leden van De Stijl hadden ieder een sterke overtuiging; het was tijd voor een nieuwe wereld. En elk lid had daarin zijn eigen ideeën.”

Dat blijkt. De strakke rode en blauwe lijnen in het ontwerp van wat nu een herkenbare Hollandse theedoek is, zijn direct afkomstig uit De Stijl. Kitty van der Mijll Dekker trok ze in 1935. De no-nonsense Bruynzeel­keuken is evenzeer een product dat voortvloeit uit die stroming. Het tot in 2011 vertrouwde patroon is een ontwerp van Piet Zwart (1885-1977), ook bekend van de ”Berlage-lantarenpalen”, die nog bij tientallen het straatbeeld van Den Haag sieren.

Wie fundament en vormen in keuken, kamer en straat van nu wil doorgronden, doet er goed aan zijn licht op te steken in het Gemeentemuseum Den Haag.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer