Christelijk antizionisme in Midden-Oosten
Israël heeft niet alleen te vrezen van de fundamentalistische islam. Ook vele christelijke leiders in het Midden-Oosten stellen het land, en de Joden, voortdurend verantwoordelijk voor de vaak benarde situatie van hun kerken.
Nog slechts weinig optimisten geloven dat de storm van politieke onrust en bloedvergieten die sinds enkele maanden door het Midden-Oosten raast, uiteindelijk zal resulteren in meer democratische en rechtvaardige rechtsstaten. Voor Israël lijken er nieuwe dreigingen aan de horizon te verschijnen. Volgens sommige deskundigen is de huidige situatie de bedreigendste voor de Joodse staat sinds de Zesdaagse Oorlog van 1967.
Meer nog dan Israël leven de oude christelijke gemeenschappen in de Arabische wereld in een toestand van existentiële onzekerheid en zelfs regelrechte angst. En het is de wind van de fundamentalistische islam die deze vrees aanwakkert.
Protocollen
Het is daarom voor menig westerling des te onbegrijpelijker dat veel christelijke leiders in het Midden-Oosten, van gewone priesters tot patriarchen, voortdurend Israël verantwoordelijk stellen voor de vaak benarde situatie van hun christelijke kerken. George Saliba bijvoorbeeld, een Syrisch-orthodoxe bisschop in Libanon, zei recentelijk tijdens een televisie-interview dat „de bron van alle onrust en burgeroorlogen in het Midden-Oosten het zionisme is, dat diepe wortels heeft in het judaïsme.” De Joden zijn volgens deze bisschop verantwoordelijk voor de financiering van alle onrust, „omdat dit in overeenstemming is met hun Protocollen van de Wijzen van Sion.”
Dit soort verklaringen staat niet op zichzelf, maar vormt veeleer een vast patroon. De bloedige terroristische aanslag van oktober 2010 op de Mariakerk in Bagdad ligt nog vers in het geheugen. Deze aanslag, waarbij tientallen christenen het leven lieten, werd gepleegd door islamitische militanten van al-Qaida, die onmiddellijk na de aanslag vol trots de verantwoordelijkheid hiervoor opeisten. Dit weerhield de melkitische patriarch Gregorius III Laham er echter niet van om op de Iraakse televisie te verklaren „dat deze terroristische aanslagen op Iraakse christenen deel uitmaken van een zionistische samenzwering tegen de islam.” Volgens de patriarch hadden de aanslagen niets van doen met de islam, maar alles met het zionisme, „met de bedoeling de Palestijnen hun rechten te ontzeggen.”
Vermoord
Terecht wordt gesteld dat dit soort uitspraken van kerkelijke leiders in het Midden-Oosten de kwetsbaarheid van de christelijke kerken in deze regio weerspiegelt en hun angst om de woede van de islamitische meerderheid te wekken. Maar met evenveel recht kan men erop wijzen dat andere religieuze minderheden in het Midden-Oosten, zoals de yezidi’s, de baháien en de mandeeërs, in dezelfde moeilijke situatie leven zonder dat hun religieuze leiders hiervoor voortdurend Israël of het zionisme verantwoordelijk stellen. Hoe dit verschil in reactie te verklaren?
Tot ver in de negentiende eeuw waren veel Europese consuls en westerse toeristen die de Arabische wereld bezochten, diep geschokt door het venijnige en openlijke antisemitisme van de oosterse kerken, met name in het Heilige Land. Ze verhalen bijvoorbeeld hoe Joden die het waagden om langs de Heilig Grafkerk in Jeruzalem te lopen, zonder pardon door christenen werden vermoord. Volgens de overlevering is de kerk gebouwd op de plaats waar Christus zowel gekruisigd als begraven zou zijn; het Heilig Graf. Het was hier in Palestina dat de vroegchristelijke kerken van het Oosten direct werden geconfronteerd met de Joodse erfenis.
Huisvuil
Er ontstond een kerkelijk anti-judaïsme dat zich ontwikkelde rond twee theologische basisbegrippen. Enerzijds de notie dat de Joden hun eigen God hebben gedood en daarom permanent veracht en vernederd dienen te worden, en anderzijds het idee dat de christelijke kerk de synagoge heeft vervangen. De kerk was het nieuwe en ware Israël.
De vernedering van de Joden en hun erfenis in het Heilige Land kreeg op verschillende wijze vorm. Historische bronnen uit de vierde en de vijfde eeuw vermelden dat de plaats in Jeruzalem waar eens de Joodse tempel had gestaan, op last van achtereenvolgende patriarchen was veranderd in de opslagplaats van het huisvuil van de stad. De dé-judaïsering van Jeruzalem werd bijna verheven tot sacraal principe.
Toen de islamitische kalief Umar ibn al-Khattab in het jaar 637 Jeruzalem veroverde, werd hem door patriarch Sophronius slechts één vraag gesteld. Terwijl de christelijke Byzantijnse wereld om hem heen in elkaar stortte, vroeg de patriarch de islamitische kalief om het besluit van de kerk dat Joden verbood in Jeruzalem te wonen, te handhaven.
Eigen vervangingstheologie
Na de islamitische veroveringen in de zevende eeuw bemerkten de christenen in het Midden-Oosten tot hun grote schrik dat de islam zijn eigen vervangingstheorie had. Binnen de islamitische theologie vervangt de moskee zowel de synagoge als de kerk en bovendien worden Joden en christenen als ”lieden van het boek” veelal gezien als één groep, die onderworpen werd aan dezelfde vernederende bepalingen van het befaamde beschermingspact (de dhimma).
Die situatie duurde voort totdat in de negentiende eeuw onder druk van de Europese koloniale machten deze dhimma geleidelijk aan werd afgeschaft. In de dertien eeuwen echter dat Joden en christenen gezamenlijk onderworpen waren aan dit islamitisch beschermingspact zijn er talloze voorbeelden aan te wijzen van christelijke kerken die de Joden beschuldigden van rampspoed, hun door de moslims aangedaan.
Zo werd in het jaar 1009 de Heilig Grafkerk in Jeruzalem verwoest door de legers van de Egyptische kalief Al-Hakim. De christelijke kerken in Jeruzalem gaven hiervan echter de Joden de schuld – met als gevolg dat er in Europa, waar dit bericht enkele maanden later met ontzetting werd ontvangen, een felle Jodenvervolging losbarstte.
De huidige kerkelijke leiders in het Midden-Oosten, die voortdurend Israël en het zionisme beschuldigen in verband met de moeilijke situatie van hun christelijke gemeenschappen, lijken hiermee dus een oude traditie voort te zetten.
Verdreven
Tot eind negentiende de eeuw waren de christenen uit het Midden-Oosten en de Joden in zekere zin elkaars lotgenoten binnen het islamitisch concept van de ”lieden van het boek” die ervan beschuldigd werden Gods Woord te hebben vervalst en daarom vernederd dienden te worden. De komst van de Europeanen maakte een einde aan deze situatie en vanaf dit punt scheidden zich de wegen van de Joodse en de christelijke gemeenschappen.
Het was tevens de tijd van allerlei vormen van nationalisme. Het Joodse nationalisme resulteerde uiteindelijk, in 1948, in de stichting van de staat Israël. In de daarop volgende decennia zouden de vrijwel volledige Joodse gemeenschappen uit de Arabische landen verdreven worden.
Overlevingsstrategie
Heel anders zou het de christelijke gemeenschappen vergaan. Zowel de Britten als de Fransen propageerden het ideaal van een multicultureel seculier Arabisch nationalisme. De christenen in de Arabische wereld zouden de vurigste aanhangers hiervan worden, in de hoop op deze wijze de Arabische samenlevingen te kunnen seculariseren.
Het antizionisme en na 1948 de strijd tegen de staat Israël vormden echter de kern van dit Arabisch nationalisme. De christenen, die zich bewust waren van hun kwetsbare positie, zagen in de gezamenlijke strijd met de Arabische moslims tegen Israël een overlevingsstrategie. Dit antizionisme sloot in Palestina bovendien nauw aan op het oude theologische anti-judaïsme, dat –anders dan in Europa– nooit herzien werd.
Palestijnse fedajien
De Palestijnse kwestie ontwikkelde zich na 1948 tot hét centrale thema van de Arabische wereld en vooral de Palestijnse kerken gaven hier een gevaarlijke theologische wending aan. Op 2 september 1983 eindigde de Palestijnse leider Yasser Arafat een perconferentie in Genève met de volgende woorden: „Jezus Christus was de eerste Palestijnse fedajien (islamitische martelaar), die Zijn zwaard droeg op de weg over welke heden de Palestijnen hun kruis dragen.”
Deze uitspraak illustreert de politisering van Jezus ten behoeve van de Palestijnse kwestie in de oorlog tegen Israël. Hij maakt deel uit van wat later de Palestijnse bevrijdingstheologie zou worden genoemd. Kern hiervan was de déjudaïsering of palestinisering van de Bijbel, waarbij de geschiedenis en de identiteit van het Joodse volk werden overgedragen op de Palestijnen. Waarmee Israël een bedrieger werd die de Palestijnen, als de eigenlijke dragers van de Bijbels geschiedenis, wilde uitroeien. Het waren Arabische christenen en niet de moslims die deze bevrijdingstheologie uitwerkten, omdat zij degenen waren die de Bijbel kenden.
Schrappen
In de oude vervangingstheorie werd de christelijke kerk gezien als het nieuwe Israël. In deze nieuwe vervangingstheorie echter, die de Palestijnse kerken uitwerkten, werden Jezus, Maria en de profeten Palestijnen, wat in zekere zin aansloot op het islamitisch denken dat hen allen zag als moslims. Hoe succesvol deze theorie was, bleek reeds in 1988, toen de anglicaanse synode in Nieuw-Zeeland onder druk van de anglicaanse bisschop van Jeruzalem besloot de woorden Sion en Israël uit de liturgie van de kerk te schrappen.
Deze Palestijnse bevrijdingstheologie kreeg in 1994 een vaste structuur in het Sabeel Ecumenical Liberation Theology Center, dat gevestigd is in Jeruzalem. Het werd gesticht door de anglicaanse priester Naim Ateek. Het was deze Sabeelorganisatie die in 2009 het zogeheten Kairosdocument opstelde, waarin christelijke kerken in het Westen ertoe werden opgeroepen Israël te boycotten en met economische sancties te straffen. Het lijkt sindsdien de officiële politiek te zijn geworden van veel kerkelijke leiders in het Midden-Oosten, die het zionisme voortdurend verantwoordelijk stellen voor de gestage christelijke exodus uit hun regio.
Hebreeuwse wortels
Het is een veelgehoorde uitspraak dat de islam, in tegenstelling tot het christendom, geen reformatie en verlichting heeft doorgemaakt. Men kan hier echter aan toevoegen dat deze stelling ook lijkt op te gaan voor een aantal christelijke kerken in het Midden-Oosten. Het antizionisme van de Arabische wereld sloot nauw aan bij het oude theologische anti-judaïsme, en veel kerkelijke leiders zagen hierin een instrument om hun gedecimeerde christelijke kuddes te beschermen.
Het Arabische nationalisme heeft echter gefaald en de fundamentalistische islam met zijn felle anti-Israëlretoriek heeft de wind mee. En net als in de oude situatie is wederom dit antisemitisme het enige wat de kerkelijke leiders in het Midden-Oosten gemeen hebben met radicale islamisten.
Met echter één wezenlijk verschil. De antizionistische agenda heeft bewezen de positie van de fundamentalistische islam te versterken. Maar een christendom dat zijn eigen, Hebreeuwse wortels ontkent, slaat daarmee zijn eigen fundament weg – wat bewezen wordt door de snel groeiende diaspora van Arabische christenen in het Westen.
Verklarende woordenlijst
– Fundamentalistische islam: Stroming in de islam die vindt dat de islam alle aspecten van het leven moet beheersen en dat hun interpretatie van de islam aan anderen moet worden opgelegd.
– Protocollen van de Wijzen van Sion: Een fictief ‘verslag’ van een vergadering die in 1897 zou hebben plaatsgevonden in Basel, waarop Joodse leiders een samenzwering voor Joodse wereldheerschappij zouden hebben gesmeed.
– Al-Qaida: Wereldwijd fundamentalistisch terreurnetwerk, opgericht door wijlen topterrorist Osama bin Laden.
-– Zionisme: Een nationale beweging en ideologie die een Joods thuisland of Joodse staat ondersteunt in het gebied waar in vroegere tijden de Israëlitische koninkrijken Israël en Judea lagen.
– Yezidi’s: Aanhangers van een geloofsovertuiging waarin men christelijke, islamitische en heidense elementen terugvindt.
– Bahai: godsdienst die vooral de spirituele eenheid van de mensheid benadrukt.
– Mandeeërs: Aanhangers van een gnostische geloofsstroming die Johannes de Doper als hun laatste profeet beschouwen. Als eerste profeet wordt Adam vereerd.
– Kalief: Islamitisch bestuurder en beschermer van het geloof.
– Dhimma: Niet-moslims met een beschermde status in een islamitisch land.