Economie

Het Nieuwe Werken: We staan nog steeds massaal in de file

Flexibel werken wint terrein. Maar intussen zit het oude werken nog diep in de genen.

Ellen van de Beek
30 September 2011 09:47Gewijzigd op 14 November 2020 16:53
Illustratie RD, André Dorst
Illustratie RD, André Dorst

Het Nieuwe Werken –een term voor een vorm van werken die niet afhankelijk is van tijd of plaats– is de hype voorbij (zie kader). Een toenemend aantal bedrijven zet het invoeren van flexibel werken op de agenda of is reeds bezig met het introduceren ervan.

Ook de overheid lijkt doordrongen van het nut van Het Nieuwe Werken. Deze week werd bekend dat bedrijven vanaf 3 oktober bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een subsidie van 18.000 euro kunnen aanvragen voor het doorvoeren van Het Nieuwe Werken. In totaal stelt de overheid 24 miljoen beschikbaar. De subsidie wordt gefinancierd uit het Europees Sociaal Fonds.

Een overheid die fors bezuinigt maar wel geld beschikbaar stelt voor zoiets als Het Nieuwe Werken: dat moet betekenen dat een dergelijke innovatie ook iets oplevert. Volgens de minister van Financiën is dat zeker het geval. „Omdat het moet en omdat het kan!” juichte De Jager in mei van dit jaar in zijn speech voor werkgeversorganisatie VNO-NCW. „Ons werkende leven wordt niet meer bepaald door telefoonjuffrouwen en typelinten, stencilmachines en de PTT”, aldus de minister. „Het kantoor is een plek om collega’s te ontmoeten. Maar met onze laptop werken we overal, met onze smartphone zijn we constant bereikbaar, en via sociale media kunnen we continu in gesprek blijven met de wereld om ons heen.”

Besparing

Werkend Nederland kan dus best toe met minder kantoorruimte, concludeerde De Jager. En dat levert een fikse besparing op. Twee flexibel werkende ambtenaren kunnen op termijn toe met één werkplek. Alleen al voor de 1300 beleidsambtenaren van Financiën zou dat een besparing van 3 tot 5 miljoen euro opleveren, rekende De Jager voor. Kassa!

Het begrip mag dan inmiddels ingeburgerd zijn, te vaak wordt nog gedacht dat Het Nieuwe Werken niets meer is dan de mogelijkheid tot thuiswerken, zegt Dik Bijl. Bijl werkte jarenlang voor Microsoft, het bedrijf dat als een van de eerste bedrijven in Nederland flexibeler vormen van werk introduceerde. Sinds 2009 is Bijl zelfstandig ondernemer en fulltime pleitbezorger van Het Nieuwe Werken. Hij schrijft boeken en adviseert bedrijven over het fenomeen.

Hoewel de faciliteiten (flexplekken, stilteruimtes) en de techniek (laptop, smartphone, externe verbinding met kantoor) in veel bedrijven inmiddels wel voorhanden zijn, blijft de organisatie-inrichting vaak achterlopen, signaleert hij. „We hebben alle mogelijkheden om tijd- en plaatsonafhankelijk te werken, maar gaan toch nog met z’n allen in de file staan.” Oorzaak is volgens Bijl dat, hoewel het gros van de Nederlanders helemaal geen productiewerk meer uitvoert, veel bedrijven nog volgens het industriële model zijn ingericht. „Bovenin wordt alles bedacht door de grote bazen, beneden moet dat exact zo worden uitgevoerd door de medewerkers, die worden afgerekend op hun fysieke aanwezigheid.” Maar dat model werkt volgens Bijl allang niet meer in deze maatschappij. „We werken meer met ons hoofd en minder met onze handen.”

Om dat hoofd op z’n best te laten functioneren, doet een werkgever er goed aan zijn medewerkers ruimte te bieden, stelt Bijl. Daardoor behalen de mensen de gewenste resultaten, en misschien wel meer dan dat. Presteert een medewerker op z’n best als hij thuis werkt, of op een bankje in het park, of ’s avonds? Prima. Werkt een medewerker het liefst tussen kantoormuren? Ook prima, zegt Bijl. Niet elke medewerker steekt hetzelfde in elkaar. Het credo ”Gelijke monniken, gelijke kappen” is volgens hem passé. „Als je je sterren net zo behandelt als je middelmatigen, gaan ze zich gedragen als middelmatigen, of ze gaan weg.”

Zelfsturend vermogen

Een veelgehoorde kritiek op Het Nieuwe Werken is dat de scheiding tussen werk en privé vervaagt. Maar volgens Bijl was er tot 200 jaar geleden sprake van een „complete dooreenmenging” van werk en privé. „Toen de fabrieken kwamen, kwam die scheiding pas.” Het is wel belangrijk dat een werknemer zelfsturend vermogen aanleert en er zo voor zorgt dat hij zelf op tijd stopt, meent Bijl. „We kunnen zelf huizen kopen, vakanties boeken. Waarom dan niet zelf ons werk regelen?”

Intussen is het zo dat nogal wat leidinggevenden het eng vinden om hun medewerkers zo veel vrijheid en verantwoordelijkheid te geven. Hoe houd ik zicht op wat ze doen? Hoe weet ik of ze er niet de kantjes af lopen? Bijl: „Begrijpelijke angst, maar het probleem is dan doorgaans dat die leidinggevenden het moeilijk vinden om te sturen op resultaten. En als de gewenste resultaten niet helder zijn, wordt dat hele Nieuwe Werken niets.”


Onwillige managers

Uitgeverij en informatiedienstverlener Kluwer doet sinds drie jaar onderzoek naar Het Nieuwe Werken onder werkenden in de kennissector. Uit het jongste onderzoek dat deze maand verscheen, blijkt dat 96 procent van de respondenten vertrouwd is met het begrip. In 2009 was dat nog 48 procent. Hoewel vrijwel iedereen het begrip kent, zegt 54 procent van de ondervraagden daadwerkelijk flexibel te werken.

Uit eveneens deze maand verschenen onderzoek van managementadviesbureau Berenschot blijkt dat niet het gebrek aan zelfstandigheid en verantwoordelijkheidsbesef van medewerkers de grote doorbraak van Het Nieuwe Werken tegenhoudt, maar de afwijzende houding van managers, die bang zijn voor verlies van controle op hun medewerkers.

De belangrijkste redenen voor bedrijven om Het Nieuwe Werken te introduceren, zijn volgens Berenschot het verhogen van de productiviteit en van de medewerkers­tevredenheid.

Meer over
werk & leven

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer