Meer monumenten dan kerken verzekerd bij Donatus
Niet-religieus monumentaal erfgoed is een sterk groeiende doelgroep van kerken- en monumentenverzekeraar Donatus. Het is inmiddels goed voor ruim een kwart van de premie-inkomsten. Dat is meer dan de protestantse of de rooms-katholieke kerken bijdragen, zegt directielid Rinke Eigenhuis.

De maatschappij uit Rosmalen werd in 1852 opgericht als brandverzekering voor rooms-katholieke kerken en kloosters. De naam verwijst naar een heilige uit de tweede eeuw, beschermer tegen blikseminslag. Tegenwoordig is twee derde van alle kerkgebouwen en gebedshuizen in Nederland –waaronder ook synagogen, moskeeën en hindoetempels– verzekerd bij Donatus.
De maatschappij is een zogeheten onderlinge: verzekerden zijn lid en als er winst wordt gemaakt, krijgen ze een deel van hun premie terug. Over 2024 betreft dat 11,4 miljoen euro (30 procent), blijkt uit het maandag gepubliceerde jaarverslag. Dat meldt ook dat vorig jaar 300 nieuwe eigenaren van monumenten lid zijn geworden. Die doelgroep groeit sterk.
U schrijft dat de komende jaren steeds meer kerkgebouwen aan de eredienst worden onttrokken. Wat verwacht u concreet?
„Wij schatten in dat het er de komende vijf jaar zo’n duizend zijn, ongeveer gelijk verdeeld tussen rooms-katholieke en protestantse kerken. Recent was in het nieuws dat jongeren weer vaker geloven en naar de kerk gaan, maar toch denken we dat onze inschatting realistisch is. Dat wil niet zeggen dat wij die kerken kwijtraken. Als zo’n gebouw een herbestemming krijgt, kunnen we het blijven verzekeren.

Het afstoten van een kerk is bij rooms-katholieken veelal een langduriger proces dan bij protestanten. Het kan gevoelig zijn dat de naam van een heilige aan zo’n kerk verbonden is. Een rooms-katholieke kerk moet bijvoorbeeld vaak met toestemming van de bisschop ontwijd worden. Als gemeenten in de PKN samengaan, stoten ze een overtollig gebouw gemakkelijker af.”
De monumentensector is sinds dit jaar de grootste doelgroep waarvan u premies ontvangt. Wat voor monumenten verzekert u?
„Allerlei rijks- en gemeentelijke monumenten. Dat kunnen voormalige kerken zijn, maar ook grachtenpanden, molens, kastelen, boerderijen en zelfs bunkers. Een belangrijke groeimarkt voor ons zijn stichtingen voor stadsherstel. Die bezitten vaak tientallen panden in historische binnensteden, die ze onderhouden en verhuren. Dat we bij hen in beeld komen, heeft te maken met de vakkennis van onze mensen. Die hebben zo veel ervaring met constructies en gebruikte bouwmaterialen in oude kerken, dat ze ook gevraagd worden voor taxatie van andere monumentale panden. De meeste nieuwe leden krijgen we binnen via mond-tot-mondreclame.”
Wat vinden uw leden van deze ontwikkeling?
„Alle strategische beslissingen nemen we in overleg met onze ledenraad, die de achterban vertegenwoordigt. Onze leden beseffen dat het in hun belang is dat onze portefeuille naar de toekomst toe voldoende omvang behoudt. Ze profiteren er ook van. Hoe breder de basis, hoe breder wij het risico kunnen spreiden en hoe meer kans op premierestitutie.”
U schrijft in uw jaarverslag dat zogeheten kerkenvisies tot minder sloop van kerkgebouwen leiden. Hoe komt dat?
„De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed stimuleert burgerlijke gemeenten om een visie te ontwikkelen op de toekomst van kerkgebouwen. Veel inwoners, ook niet-gelovigen, zien een kerk als een soort baken in hun dorp of stad. In zo’n visie wordt nagedacht over de vraag hoe een kerkgebouw rendabel kan worden gemaakt of een andere bestemming kan krijgen. Vroeger werden niet-monumentale kerken vaak gesloopt. Tegenwoordig zie je dat ze onderdak gaan bieden aan een sociale ontmoetingsruimte, een zorgcentrum, een bibliotheek of een andere voorziening.”
Donatus is een onderlinge. Heeft de groei in de monumentensector gevolgen voor uw bedrijfsmodel?
„Nee, wij willen en kunnen een onderlinge blijven. De ledenraad heeft dat herbevestigd in ons strategisch beleid. Ons model is de oervorm van een verzekering: we zamelen met elkaar geld in, en als een lid schade lijdt, dragen we elkaars lasten. Niet winst maken, maar dienstverlening staat centraal. Als een schade in een grijs gebied valt, zoeken wij een oplossing voor het betreffende lid in plaats van in de kleine lettertjes te kijken om niet te hoeven uit te betalen. Dat spreekt aan.”