Voor Noord-Korea is een compromis sluiten gelijk aan een nederlaag
Het toenaderingsbeleid van Zuid-Korea jegens Noord-Korea is ongeloofwaardig geworden nu blijkt dat de zogenaamde vredestop tussen de twee landen in juni 2000 door omkoping tot stand kwam. Maar wie de onderhandelingstactieken van Noord-Korea kent wéét dat een uitgestoken hand en cadeautjes niets uithalen.
Aan de muur van het metrostation onder het reusachtige Kyobo-gebouw in het centrum van Seoul hangt een portret van hem. Kim Dae Jung, tot begin van dit jaar president van Zuid-Korea. Hij hangt er tussen tientallen andere portretten van mensen die allemaal één ding gemeen hebben: ze kregen ooit de Nobelprijs. Kim Dae Jung kreeg hem vanwege zijn moed als oppositieleider in de jaren van de Koreaanse militaire dictatuur. Het heeft hem de bijnaam ”Mandela van het Oosten” opgeleverd.
Maar die Nobelprijs was vooral een blijk van waardering voor Kims vredesinitiatieven jegens het communistische Noord-Korea. Die initiatieven zijn bekend geworden onder de naam ”Zonneschijnbeleid” en in de zomer van 2000 mondden ze uit in de eerste vredestop tussen de presidenten van beide Korea’s, dictator Kim Yong Il van Noord-Korea en Kim Dae Jung uit het Zuiden.
Apetrots waren de Zuid-Koreanen dat hun Kim daarvoor de Nobelprijs van de Vrede kreeg. En kennelijk hebben ze de smaak te pakken want naast Kims portret in het Kyobo-metrostation hangt een leeg portret met de tekst: ”Alvast voor de volgende Zuid-Koreaanse Nobelprijswinnaar”.
Maar vorige week kwam de prijs van Kim Dae Jung in het luchtledige te hangen. Een speciale onderzoekscommissie maakte toen bekend dat de topontmoeting in Pyongyang pas doorging nadat Zuid-Korea 100 miljoen dollar aan Noord-Korea had betaald. In het diepste geheim was het bedrag aan Kim Yong Il overgemaakt om hem naar die vredestop te laten komen!
Nu bestond er al langer twijfel over het nut van die top, omdat Noord-Korea erna weer rustig afdaalde tot het niveau waarop het gebruikelijk opereert: dreigen met (het maken van) kernwapens, en zelf geen toenaderingspoging ondernemen. Maar het failliet van Kim Dae Jungs ”zonneschijnbeleid” is met dit omkoopschandaal pas echt een feit geworden. Maar goed dat de ”Mandela van het Oosten” meer in zijn leven heeft gepresteerd dan deze vredestop, anders kon hij zijn Nobelprijs alsnog inleveren.
Valt er überhaupt iets te verwachten van Noord-Koreanen als je ze met een vriendelijke gezicht en een uitgestoken hand tegemoet treedt? Is Kims ”zonneschijnbeleid” -dat nu ook door zijn opvolger Ro Moo-Hyun wordt voortgezet- soms gebaseerd op een verkeerde kijk op Noord-Korea?
Wie het artikel leest van de Koreaanse hoogleraar dr. Song Jong-hwan, afgedrukt in het zomernummer van East Asian Review, weet daarop het antwoord: Een vriendelijk gezicht en cadeautjes zijn voor de Noord-Koreanen tekens van zwakte en dus voorbodes van de (eigen) overwinning.
Dr. Song weet waar hij over praat: hij geldt als specialist op het terrein van Noord-Koreaanse diplomatie en heeft ook zelf jarenlang deelgenomen aan zulke onderhandelingen. Zijn visie staat overigens haaks op die van Amerikaanse Korea-watchers als Leon Sigal en Joel Wit, die in het tijdschrift ”Arms Control Today” Noord-Korea presenteren als diplomatieke fijnproever met wat zij noemen zijn ”tit-for tat-diplomacy” (gelijk-oversteken-diplomatie).
Song wijst erop dat Noord-Koreanen nog altijd onderhandelen op basis van de revolutionaire (communistische) ideologie. Net als destijds de Sovjet-Unie en communistisch China beschouwt Noord-Korea onderhandelen als een andere manier van oorlog voeren, een strijdmiddel tegen het imperialisme. In het Noord-Koreaanse woordenboek, aldus Song, wordt het woord concessie dan ook omschreven als ”onvoorwaardelijke overgave (!) van de tegenstander.”
Overleg met het zuiden maakt ook deel uit van de Noord-Koreaanse herenigingsstrategie. Pyongyang is er immers van overtuigd dat het de enig legitieme regering van het Koreaanse schiereiland is, en dat daarom in Zuid-Korea de communistische revolutie moet worden ontketend. Eerste voorwaarde is dat het land bevrijd wordt van het ”Amerikaanse imperialisme” en wel door middel van een machtsgreep van arbeiders en boeren in het zuiden. Pas als er een communistisch Zuid-Korea is ontstaan, kunnen het noorden en het zuiden met elkaar worden herenigd.
Een andere factor achter Noord-Korea’s diplomatie is de ideologie van de Suryung en die van het Sociaal Politieke Organische Lichaam. Kim Yong Il heeft daarmee een theoretische basis onder zijn leiderschap proberen te leggen. De theorie van de Suryung -de Hoogste Leider- houdt in dat de massa weliswaar de meesters van de revolutie zijn, maar zonder het absolute leiderschap van de Suryung (Kim Yong Il zelf) kunnen ze niet. Volgens de theorie van het Organische Lichaam is de samenleving een organisch lichaam waarin de Suryung, de partij en de massa nauw met elkaar zijn verweven, zij het dat de Suryung het belangrijkste lichaamsdeel is, de hersenen waarvanuit het hele lichaam wordt gecontroleerd en gecoördineerd.
Ook onderhandelaars aan tafel met Zuid-Koreanen zijn volslagen machteloos om ook maar iets te doen of te zeggen dat ingaat tegen de bevelen van de leider, aldus Song. „Ze zijn niet meer dan robots.” Ieder detail van wat moet worden gezegd, wordt hen van hogerhand meegedeeld. Ze worden nauwkeurig door agenten in de gaten geobserveerd om te zien of ze zich daar aan houden. Het is tijdens onderhandelingen te zien aan het eindeloos blijven herhalen van hun standpunt, terwijl ze wachten op nieuwe instructies die via hun koptelefoons binnenkomen.
En dan is er nog de alleroverheersende militaire cultuur. Ruim de helft van de Noord-Koreaanse bevolking maakt deel uit van het militaire apparaat, schrijft Song. In feite is het land een garnizoensstaat, waarin de burgers óf soldaten zijn óf menselijke wapens.
Onderhandelaars zien zichzelf dan ook meer als strijders dan als diplomaten. Ze hameren op eenzijdige concessies (door de tegenpartij) in plaats van te proberen om via een ’geef-en-neem-proces’ te komen tot een win-winuitkomst. De Noord-Koreanen onderhandelen zo geheel volgens wat in de leer van de diplomatie de ”krijgsheertheorie” wordt genoemd: doel van overleg is altijd de volledige overwinning en elk compromis wordt gezien als een nederlaag of een tussentijds moment op weg naar de zege. Daar tegenover staat de ”theorie van de winkelier” die uit is op het compromis.
Een ander belangrijk gegeven is dat Noord-Koreanen opereren vanuit de logica van machtspolitiek. Dat betekent dat elke toenadering of iedere toegestoken hand van de tegenpartij tot meer extreme eisen van het Noorden leidt. En andersom: elke verharding van de kant van het zuiden zal leiden tot meer toegevendheid van het noorden.
Zelfs in het geval dat ze gedwongen worden tot een compromis zullen Noord-Koreanen benadrukken dat de legitimiteit van hun oorspronkelijke voorstel nog recht overeind staat en zullen ze hun concessie bagatelliseren. Na het maken van een kleine concessie zullen ze bovendien proberen grotere concessies van de andere zijde los te krijgen.
Dr. Song stelt nadrukkelijk dat Zuid-Korea alleen dan succes heeft aan de onderhandelingstafel als het vanuit een positie van kracht, en niet als een gulle sinterklaas opereert. Zolang die les niet is geleerd -ofwel: zo lang het ”zonneschijnbeleid” niet is opgedoekt- valt niet te verwachten dat Zuid-Korea een tweede, echte Nobelprijswinnaar in de wacht sleept.