Britse militairen martelden Irakees dood
LONDEN (ANP) – Een groep Britse militairen blijkt zich tijdens de oorlog in Irak schuldig te hebben gemaakt aan marteling van gevangenen. Een gedetineerde, de 26-jarige Baha Mousa, bezweek aan de gevolgen van zware mishandelingen, die anderhalve dag voortduurden. Dat staat in een onderzoeksrapport van een Britse commissie, dat donderdag werd gepubliceerd.
Britse media berichtten over de bevindingen in het 1400 pagina’s tellende rapport, waar 2 jaar aan is gewerkt. De commissie stelt dat de militairen zich „laf en gewelddadig” hebben gedragen, zo meldde dagblad The Guardian. Veel manschappen en leidinggevenden binnen het leger beschikken volgens de commissie niet over basale kennis van oorlogsrecht en behandeling van gevangenen.
Mousa liep in 36 uur tijd liefst 93 externe verwondingen op door toedoen van Britse militairen. Een „groot aantal” militairen heeft volgens de onderzoekers meegedaan aan de zware mishandeling van Mousa en negen andere gevangenen. Sommigen lagen bij hoge temperaturen zwaar gewond en geboeid in hun eigen uitwerpselen. Dat gebeurde op 14 en 15 september 2003 in de zuidelijke havenstad Basra.
De verantwoordelijken voor de gewelddadige dood van Mousa en het grove geweld tegen andere burgers die zich in hun macht bevonden, waren leden van The Queen’s Lancashire Regiment. Naderhand probeerden zij het incident te verdonkeremanen en de verantwoordelijkheid te ontlopen. De waarheid kwam pas aan het licht na het verhoren van circa 400 militairen, nabestaanden van het overleden slachtoffer en gedetineerden die overleefden.
Niet meer dan één militair werd strafrechtelijk vervolgd én veroordeeld wegens zijn betrokkenheid bij het geweld. Het ging om korporaal Donald Payne, die door de commissie wordt beschreven als een „gewelddadige bullebak.” Drie andere militairen, onder wie de leidinggevende kolonel Jorge Mendonca, dragen volgens de commissie net als Payne „een zware verantwoordelijkheid voor de gebeurtenissen.”