Kerk & religie

Doornik, stad van koning Clovis

DOORNIK – Het driehoekige Grand’Place in het Belgische Doornik ligt, schoongespoeld door een plotselinge regenbui, als een plaatje in de zon. Terrassen zitten overvol. Wie culinair uit de band wil springen, kan uitstekend terecht in de stad van koning Clovis.

J. van ’t Hul
7 September 2011 21:59Gewijzigd op 14 November 2020 16:31
Foto Wikimedia
Foto Wikimedia

Aan de ene zijde wordt het Grand’Place, het marktplein, begrensd door het Belfort, een 70 meter hoge klokkentoren, ooit gebruikt als stedelijke gevangenis voor onder meer geloofsvervolgden en werelderfgoed sinds 1999. Aan de andere zijde staat een metershoog bronzen beeld van een buitengewoon potige vrouw, Christine de Lalaing. Met haar ene hand wijst ze naar de kathedraal, met haar andere hand houdt ze een wapen vast. De Lalaing was de protestantse vrouw van de gouverneur die in 1581 de stad verdedigde tegen de Spaanse troepen.

Doornik ligt vlak bij de Franse grens. Het sfeertje hier is ook al echt Noord-Frans. Iedereen spreekt Frans, en het Belgische Doornik heet ook wel, op z’n Frans, Tournai. De stad is in het verleden verschillende malen Frans gebied geweest, maar ook een keer Engels, Spaans, Oostenrijks en Nederlands.

De stad ligt in de Belgische provincie Henegouwen, tussen de heuvels en de Schelde, in de driehoek tussen Frankrijk, Vlaanderen en Wallonië, midden in een landschap waar de geschiedenis hier en daar van de straten druipt.

Het bescheiden Doornik heeft de bijnaam ”de parel van Henegouwen”. Het is na Tongeren de oudste stad van België. Vele eeuwen waaiden de winden van de geschiedenis door de stad en lieten overal hun sporen na. Er zijn niet zonder reden maar liefst zeven musea.

Het is de oude koningsstad van de Franken en de hoofdstad van het grote Frankische rijk. Zo woonde hier koning Childeric, die een vechtersbaas en een vrouwenjager geweest moet zijn. Hij was de vader van Clovis (Chlodovech), die in de Nederlandse geschiedenisboeken te boek staat als de koning die zich op 30-jarige leeftijd tot christen liet dopen. Volgens Gregorius van Tours zou dat gebeurd zijn met Kerst 496, maar andere bronnen wijzen naar andere jaartallen, 498 bij voorbeeld, of 500. Er wordt nog steeds onderzoek gedaan naar het precieze jaar waarin Clovis gedoopt zou zijn.

Die doop kwam mede door Clovis’ tweede vrouw, maar ook door een oorlog. Zijn vrouw, de Bourgondische prinses Clotilde, was reeds drie jaar eerder tot het christendom overgegaan. Clovis vereerde echter nog steeds de oude Germaanse goden en had er iets meer tijd voor nodig. Toen hij een oorlog had te strijden tegen de uit het oosten oprukkende, heidense Alemannen kwam de ommekeer.

Volgens een legende heeft Clovis in het heetst van de strijd Wodan aangeroepen en hem om de overwinning gevraagd. Maar Wodan zweeg en het gebed bleef onbeantwoord. Clovis bleef verliezen. Toen dacht hij aan zijn vrouw, Clotilde, en moet vervolgens gezegd hebben: „God van mijn vrouw, als Gij echt zo sterk zijt als mijn vrouw beweert, kom mij dan te hulp en schenk mij de overwinning. Dan zal ik mij tot het christendom bekeren.” Vanaf dat moment was hij aan de winnende hand. Clovis hield woord en liet zich in Reims door de aartsbisschop Remigius dopen door onderdompeling. Twee van zijn zusters en 3000 van zijn soldaten zouden zijn voorbeeld hebben gevolgd.

Er bestaat nog een gobelin (wandtapijt) die een ontroerend verslag geeft van de doopsbediening: Clovis staat tot aan zijn middel in een doopbassin, zijn handen deemoedig gevouwen, terwijl aartsbisschop Remigius de ceremonie leidt. Erboven vliegt een duif, die een flesje gewijd water uit de hemel brengt.

Het is nooit helemaal duidelijk geworden of Clovis zich heeft laten dopen uit innerlijke overtuiging of uit politieke berekening. De gang van koning Clovis naar de doopvont heeft in elk geval wel politieke gevolgen gehad. Zijn doop is door velen wel gezien als het begin van de kerstening van Frankrijk. De Franse natie zou er, volgens sommigen, zelfs haar bestaansrecht aan hebben ontleend.

Het Franse staatshoofd Charles De Gaulle moet over Clovis ooit gezegd hebben: „Mijn land is een christelijk land en ik laat de jaartelling beginnen bij de troonsbestijging van een christelijke koning, die een Frank was.” Over die uitspraak is overigens het nodige te doen geweest. De Gaulle werd wel verweten bestuurlijke munt te willen slaan uit de vermaardheid van Clovis.

Koning Clovis was een knap strateeg. Hij zorgde voor een snelle uitbreiding van het christendom, zowel in noordelijke als in zuidelijke richting, zelfs tot aan de voet van de Pyreneeën. Het was trouwens ook Clovis die het Frankische centrum vervolgens verplaatste van Doornik naar Parijs, van de Schelde naar de Seine, maar hij maakte bij zijn vertrek de stad Doornik wel tot bisschopszetel voor heel Vlaanderen.

Clovis stierf in 511, nu 1500 jaar geleden. Hij ligt begraven in de door hem gestichte abdij van Sainte-Geneviève te Parijs. Zijn vrouw Clotilde stierf veel later, in 544 (of 545), en werd in hetzelfde graf begraven. De beroemde kerk, de Sainte-Clotilde in Parijs, is naar haar genoemd.

Om de hoek van het Grand’Place ligt, op de Marché aux Poteries, de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal (zeg maar: de Notre-Dame van België). Het is een kerk als een vesting. Groots, donker en massief drijven de contouren van de kathedraal op de daken van oude huizen. De kerk, gebouwd in een mengeling van romaanse en gotische bouwstijlen, telt niet minder dan vijf massieve klokkentorens (hoewel het er volgens het bouwplan negen hadden moeten zijn). De kathedraal staat te boek als een van de meest prestigieuze middeleeuwse bouwwerken van de westerse beschaving.

In 1999 werd de Doornikse Notre-Dame door storm geteisterd – heel even dreigde het koor zelfs in te storten–, en sindsdien staat ze onafgebroken in de steigers. In 2016 moet de restauratie afgerond worden.

Het interieur van de kerk is vrijwel leeggehaald. De kerk zit vol met steigers, buizen en planken. Achter de troon van de bisschop (op dit moment is dat Guy Harpigny) vertellen gotische glas-in-loodramen het levensverhaal van Childeric. Een weelderig oksaal markeert de scheiding tussen romaanse schip en het gotische koor.

De kathedraal is enorm, haalt een lengte van 134 meter en is daarmee zelfs langer dan haar beroemdere naamgenoot, de Notre-Dame te Parijs.

In de Notre-Dame van Tournai bevindt zich ”de schat”, dat is een schatkamer met oude relieken, schrijnen, zilverwerk, wandtapijten en een Byzantijns wijdingskruis.

Wie in Tournai kerken wil bezoeken, kan zijn gang gaan, er staan er negen, zoals de Eglise Saint-Jacques, vlak bij de Grote Markt, de Eglise Saint-Brice op de Place Clovis (op de rechteroever van de Schelde) en de Sainte-Marie-Madeleine aan de Rue de la Madeleine. Het gezegde hier luidt: „Tournai, 100 klokkentorens en 400 klokken”. Dat klopt van geen kant, maar de boodschap is duidelijk.

Vlak bij de Eglise-Saint-Brice werd in de zeventiende eeuw bij opgravingen het graf gevonden van Childeric, de vader van Clovis, vol met de overblijfselen van wapens, juwelen en stoffelijke resten van zo’n twintig paarden en veulens. Boven de voordeur van Place Clovis nr. 8 zit een herinneringstegel in de muur die naar het graf van Childeric verwijst.

In deze wijk (de Brixiuswijk) moet ook Guido de Brès (hij heette op z’n Frans ”Guy de Bray” en hij sprak ook alleen maar Frans) hebben gewoond. Zijn woning moet hebben gestaan aan de Rue Marvis. Niemand weet de plaats nauwkeurig aan te wijzen.

De stad heeft behoorlijk te lijden gehad van de Tweede Wereldoorlog, maar er bleef nog veel over aan oude gevels (enkele zelfs uit de twaalfde eeuw), de Pont du Trous over de Schelde (een militaire brug uit de dertiende eeuw) en, wonder boven wonder, de kathedraal.


Protestanten in Tournai

Doornik is altijd een uitgesproken rooms-katholieke stad geweest, met uitzondering van een korte periode in de zestiende eeuw. Heel even was het een calvinistisch centrum en zelfs de meest protestantse stad van de Nederlanden. Het droeg de bijnaam ”Genève van het Noorden”.

Het protestantisme in Doornik begon in 1544 met het optreden van Pierre Bruly, de eerste calvinistische predikant in deze stad, die met aanbevelingsbrieven van Martin Bucer uit Straatsburg verscheen. Bruly werd echter gevangengenomen en kwam op het Grand’Place als martelaar op de brandstapel om het leven (17 februari 1545). Ook ouderling Jean de Lannoy viel in die tijd als martelaar, evenals Marie de Pierré, die beiden in hetzelfde jaar op het Grand’Place levend werden verbrand.

Guido de Brès werkte nog enige tijd in Doornik. De door hem opgestelde Nederlandse geloofsbelijdenis (”Confession de Foy”) liet hij in de nacht van 1 op 2 november 1561 over de buitenste muur van het kasteel werpen. De in dat jaar ingestelde vervolging leidde tot de ontdekking van zijn verblijfplaats in de stad en tot inbeslagneming van al zijn boeken en papieren. Zelf wist hij te ontkomen.

Er ontstond een protestantse gemeente (”La Palme” geheten, ofwel: De Palmboom) die in het geheim bijeenkwam. In 1563 werd in Doornik zelfs een protestantse synode gehouden. Op een zeker ogenblik rond 1566 waren 18.000 van de 25.000 inwoners protestants.

De stad heeft op dit moment nog één protestantse kerk, de Eglise Saint-Brice op de Place Clovis.

Verschillende leidslieden uit de hervormingsbeweging zijn uit Doornik afkomstig geweest, zoals de Nederlandse hofprediker Jean Taffin, zijn broers Jacques en Nicolas Taffin, verder nog Gillis le Clercq, een vurig calvinist, en Ambroise de Wille, die in deze omgeving vele hagenpreken hield.

Aan het einde van de zestiende eeuw verviel de stad weer grotendeels tot het rooms-katholicisme, en werden de gereformeerden uiteen gedreven en verjaagd. Velen van hen vonden toen onderdak in Emden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer