Kepiro werd ervan verdacht dat hij in januari 1942 als commandant van een militaire eenheid de executie van 36 Joden en Serviërs in de Noord-Servische stad Novi Sad had bevolen. Het proces tegen hem begon in mei in Boedapest. Zijn gezondheid was toen al broos.

De uitspraak werd over twee dagen uitgesmeerd, omdat de verdachte zich maar drie kwartier achtereen kon concentreren. Hij werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.

Keprio werd in 1946 tot 14 jaar cel veroordeeld wegens oorlogsmisdaden. Hij ontsnapte en week uit naar Argentinië, waar hij tientallen jaren woonde.

Het Simon Wiesenthal Centrum had Kepiro lang boven aan de lijst van meestgezochte oorlogsmisdadigers staan. Het beschuldigde hem ervan dat hij betrokken was geweest bij de executie van zeker 1250 Joden, Serviërs en Roma in Novi Sad.