Dit blijkt uit de laatste statistieken die hoofdaanklager Luis Moreno Ocampo van het Internationaal Strafhof (ICC) donderdag heeft gepresenteerd. Het hof in Den Haag begon donderdag met zogeheten bevestigingszittingen om te bepalen of er voldoende bewijs is tegen de zes hoofdverdachten die de Argentijn heeft aangewezen. Onder hen zijn prominente politici, zoals William Ruto en Uhuru Kenyatta.

De meeste doden (66 procent) vielen volgens Moreno in de provincie Rift Valley. Daar zijn de tegenstellingen tussen de verschillende etnische groepen bijzonder sterk. Ook zijn er alleen al in de Rift Valley meer dan 400.000 mensen op drift geraakt. De etnische spanningen zijn er dan ook vandaag de dag nog voelbaar.

Het geweld brak uit na beschuldigingen dat de uitslag van de verkiezingen in december 2007 in het voordeel van de zittende president Mwai Kibaki, een etnische Kikuyu, zou zijn vervalst. Moreno zei in zijn openingsverklaring dat Ruto, een etnische Kalenjin, aan het hoofd van een militaire organisatie stond die het geweld al voor de gang naar de stembus stiekem heeft voorbereid. Doelwitten werden uitgekozen, strijders opgeleid. Volgens Moreno maakte Ruto gebruik van spanningen over het bezit van land die al lang bestonden en waren de verkiezingen slechts een „excuus” om tot actie over te gaan. Ruto zorgde dat zijn aanhangers wapens, benzine en geld kregen en beloofde hun land, aldus de Argentijn.

Ruto werkte bij zijn plan volgens Moreno samen met een andere politicus, Henry Kosgey. Een derde verdachte die donderdag in Den Haag voor de rechter verscheen, de journalist Joshua Arap Sang, had volgens de ICC-aanklagers de taak de Kalenjin-bevolking te mobiliseren voor de strijd tegen de Kikuyu’s. Ook had Ruto zich verzekerd van de in de Kalenjin-traditie belangrijke steun van de stamoudsten.

Volgens de verdediging van Ruto baseert Moreno zijn zaak op onbetrouwbare getuigenissen en heeft hij niet gelet op bewijs dat wijst op de onschuld van de verdachte.