Buitenland

Begraafplaats Weissensee weerspiegelt Joodse leven in Berlijn

Verscholen in de buitenwijk Weissensee van Berlijn ligt de grootste Joodse begraafplaats van Europa. Het mag een wonder heten dat hij bijna ongedeerd uit de Tweede Wereldoorlog kwam. „Toen ik hier begon bevond de begraafplaats zich in een Doornroosje-slaap”, zegt landschapsarchitecte Christa Ringkamp.

John Klein
29 August 2011 16:35Gewijzigd op 14 November 2020 16:22
Toegangspoort met gedenktafel voor de slachtoffers van de Holocaust. Foto John Klein
Toegangspoort met gedenktafel voor de slachtoffers van de Holocaust. Foto John Klein

Tot op de dag van vandaag hebben er teraardebestellingen plaats op Weissensee, al gaat het nog maar om een fractie van de aantallen van voorheen. Waarschijnlijk is er geen monument dat de opkomst en bijna-ondergang van het Joodse leven in Duitsland aanschouwelijker maakt dan de ruim 130 jaar oude Joodse begraafplaats in Weissensee.

In 1880 moest de Joodse gemeente van Berlijn omkijken naar een nieuwe plek om haar doden te begraven. De begraafplaats aan de Schönhauser Allee in de toenmalige Joodse wijk dicht bij het centrum raakte in rap tempo vol. Veel Oost-Europese Joden waren naar Berlijn getrokken in de hoop op een beter leven. De industrialisatie zorgde ervoor dat de Duitse hoofdstad zich snel ontwikkelde. Bovendien kregen de Joden er rond 1870, na jarenlange strijd, verregaande burgerlijke vrijheden. Plotseling konden ze maatschappelijk carrière maken als advocaat, arts of industrieel. Ze begonnen zich in Berlijn thuis te voelen. In de jaren twintig van de twintigste eeuw was de Joodse bevolking gegroeid tot 170.000 zielen; een derde van alle Joden in Duitsland woonde in Berlijn.

Op de toekomst bedacht kocht de Joodse gemeente aan de rand van Berlijn, bij het dorpje Weissensee, een stuk grond van 42 hectare. Een open weiland was het toen nog. Wie nu de dodenstad, zoals Weissensee ook wel genoemd werd, bezoekt, krijgt het gevoel een boswandeling te maken. Onder het dichte gebladerte van kolossale eiken, platanen en linden hebben hier ruim 115.000 mensen hun laatste rustplaats gevonden.

De weelderige ingang van de begraafplaats weerspiegelt de bloei die de Joodse gemeente van Berlijn ruim een eeuw geleden doormaakte. Uiteindelijk was het de architect Hugo Licht die het winnende ontwerp, geïnspireerd door de Italiaanse renaissance, maakte. Het T-vormige gebouwencomplex heeft een bogengalerij; een portaal voert naar de rouwzaal.

Wie zonder een plattegrondje de begraafplaats op loopt zal hier snel de weg kwijtraken. Weliswaar zijn de grafvelden in strakke geometrische vormen afgebakend, maar door de afwisseling van driehoeken, ruiten en vierkanten raakt de bezoeker snel elke oriëntatie kwijt. Ook de nummering van de grafvelden, die steeds uit een letter en een cijfer bestaat, helpt niet verder.

Zelfs Christa Ringkamp, de landschapsarchitecte die sinds vijftien jaar als bouwmeester betrokken is bij de restauratiewerkzaamheden op de begraafplaats en er wekelijks te vinden is, moet bekennen dat ze zich wel eens vergist in de paden.

Bij de eregalerij, vlak bij de ingang, liggen degenen die zich voor de Joodse gemeente in het bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt. De belangrijkste plek is voor Martin Riesenburger (1896-1965), rabbijn tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. De eenvoudige, kleine zwarte steen met goudkleurige letters staat in schril contrast met de honderden fraai versierde familietombes in uiteenlopende stijlen die vooral langs de buitenmuren een plaats hebben gekregen. „Deze begraafplaats is uniek vanwege de grootte, maar ook vanwege de cultuurhistorische rijkdom. Hij getuigt van de assimilatie en de emancipatie van de Joden in Duitsland rond de eeuwwisseling”, zegt Ringkamp.

Welgestelde artsen, warenhuisbezitters of bankiers wilden zich ook graag na hun dood onderscheiden. Ze stelden beroemde architecten aan om grafmonumenten voor hen te ontwerpen, bijvoorbeeld de Bauhausarchitecten Mies van der Rohe en Walter Gropius. Ringkamp: „Veel van de versieringen zie je op christelijke begraafplaatsen terug, zoals laurierbladeren als teken van eer, of het eikenblad als symbool voor de verbondenheid met Duitsland. Hier zijn dezelfde kunstenaars en architecten aan het werk geweest die ook voor christenen werkten.”

Weissensee was werkelijk een ”goede plaats” zoals de vele geïmmigreerde Joden uit Oost-Europa deze laatste rustplaats in het Jiddisch aanduiden. Voor wie deze plek te liberaal was, had de orthodox Joodse gemeente enkele kilometers verderop in hetzelfde jaar een aparte begraafplaats ingericht. Ook die is nog bijna volledig bewaard gebleven.

De verbondenheid van de Joden met Duitsland wordt ook duidelijk op het ereveld voor de gevallen van de Eerste Wereldoorlog, achter de ”nieuwe rouwhal”, die in 1910 gebouwd werd, maar tijdens de Tweede Wereldoorlog door verdwaalde bommen werd verwoest. Zo’n 4000 graven raakten beschadigd – de grootste oorlogsschade die aan de begraafplaats werd toegebracht.

De begraafplaats bleef gedurende de hele oorlog open. Zelfs in 1943 verzorgde rabbijn Martin Riesenburger nog bijna duizend begrafenissen. Soms ging het om onderduikers die gestorven waren en heimelijk begraven moesten worden. Ook werden er kartonnen urnen gebracht van vermoorde en gecremeerde Joden, die op de begraafplaats werden bijgezet. Joodse mannen die met een niet-Joodse Duitse vrouw getrouwd waren, waren de enigen die van deportatie verschoond bleven en de rabbijn konden bijstaan bij zijn werkzaamheden. Uiteindelijk kon Riesenburger, tot zijn diepe genoegdoening, Joden tot aan de bevrijding volgens de Joodse voorschriften ter aarde bestellen, zo blijkt uit radiopreken die hij na de oorlog hield.

De bevrijding op 23 april 1945 beleefde Riesenburger op de begraafplaats. „Toen begon de vlam van het jodendom, die jarenlang onder de as had gegloeid, die we echter niet lieten uitgaan, weer op te vlammen. Het licht was niet gedoofd!” De vlam bleef echter nog decennialang op een laag pitje branden. De Oost-Berlijnse Joodse gemeente kon, met nog maar enkele honderden leden, in de jaren zeventig en tachtig de begraafplaats met geen mogelijkheid onderhouden. Grote delen werden verwaarloosd, zeven door bommen verwoeste velden zijn vandaag de dag tot natuurgebied verklaard en ontoegankelijk voor publiek. Ook het gevolg van de inbeslagname van bijna al het gietijzeren hekwerk voor de oorlogsindustrie, in 1938, is nog overal zichtbaar. Dat betrof overigens alle begraafplaatsen in Duitsland.

Onder druk van nabestaanden, met name uit de Verenigde Staten, besloot de DDR eind jaren zeventig de begraafplaats als monument in ere te herstellen. Er werd een begin gemaakt met de restauratiewerkzaamheden en met het schoonmaken van de overwoekerde grafvelden. Nieuwe muurdelen moesten vandalen, dieven of spelende kinderen van de begraafplaats weren.

Sindsdien is er veel ten goede gekeerd. De paden zijn weer vrij en de vele grafstenen zijn bevrijd van klimop, met zorg gerestaureerd en weer op de sokkels gezet. In sommige gevallen hebben studenten honderden uren minutieus precisiewerk verricht, zoals te zien is aan de gietijzeren bloemenpracht op het familiegraf van de Netters en Lewinsohns.

Ringkamp houdt stil bij een familiegraf dat ooit grandeur had, maar tot een steenhoop is verworden. Een bordje vraagt om giften voor de wederopbouw. Tienduizenden euro’s zijn daarmee gemoeid. „Toen ik begon bevond de begraafplaats zich in een Doornroosje-slaap. Hij was overwoekerd met klimop. We wisten niet waar we moesten beginnen, alles wat we deden leek een druppel op een gloeiende plaat.”

Wat goeds doen voor de overledenen, zo typeert Ringkamp haar werk. „Joodse graven behoren aan de doden, niet aan de nabestaanden. Daarom gaan we ook niet de grond in bij ons werk. Dat je een graf moet verwaarlozen, zoals ik wel eens hoor, klopt echter niet.”

Ringkamp vertelt met groot enthousiasme over de mensen die hier begraven liggen. „Elk graf, iedereen die hier ligt, heeft een eigen verhaal. Iemand is pas echt gestorven als zijn naam vergeten is.”

De nieuwe immigrantenstroom uit de voormalige Sovjet-Unie, die na de val van het communisme op gang kwam, geeft niet alleen het Joodse leven in Duitsland een nieuwe impuls, maar zorgt ervoor dat ook de Joodse begraafplaats in Berlijn weer een actievere functie krijgt. Zij brengen hun eigen gewoonten mee. Bloemen komen in de traditionele Joodse begrafeniscultuur bijvoorbeeld niet voor.

Langzaam nemen klimopplanten alweer bezit van de gerestaureerde graven. „Daar kunnen ze niet goed tegen”, zegt Ringkamp. „Het vocht beschadigt de stenen. Maar voor voldoende gekwalificeerd onderhoudspersoneel ontbreekt helaas het geld.” Desondanks is de pracht van weleer weer zichtbaar gemaakt.

Weissensee gaat met de tijd mee. Vanaf november worden bezoekers tijdens een wandeling over deze ”goede plek” via een smartphonetoepassing geïnformeerd over het rijke verleden van de begraafplaats.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer