Greenpeace had dit gevaarlijke afval afgelopen week verzameld. Hiermee wil de organisatie voorkomen dat de Iraakse bevolking besmet raakt. Iedere dag behandelen dokters twintig Irakezen met symptonen van radioactieve besmetting.

Het kernafval verspreidt zich onder de bevolking omdat de Irakezen water opslaan in vaten waarin uranium heeft gezeten. De plaatselijke bevolking haalt de vaten uit het nucleaire complex ten zuiden van Bagdad, dat sinds de val van het regime niet meer werd bewaakt.

Eerder had Washington ontkend dat er een risico was voor de volkgezondheid. Het Amerikaanse leger achtte het aanvankelijk voldoende vervuilde vaten weer op te kopen. Het Internationaal Atoom Energie Agentschap (IAEA) mocht alleen op beperkte schaal onderzoek verrichten naar de gevolgen van het verdwenen kernafval. De Iraakse bevolking loopt immers geen besmettingsrisico, oordeelden Britse en Amerikaanse autoriteiten.

Ontdekkingen van Greenpeace-stralingsexperts spreken dit nu tegen. In de buurt van een basisschool werd een stralingswaarde gemeten die 3000 maal hoger ligt dan de normale achtergrondstraling. Bij een bepaald huis was de straling zelfs 10.000 keer hoger dan toegelaten. Amerikaanse militairen hebben zich over deze laatste stralingskern ontfermd.

Momenteel is een team van de Verenigde Staten werkzaam in het al-Tuwaithacomplex. De Amerikaanse specialisten zeiden alleen bevoegdheid te hebben om te werken in het complex zelf. Maar ze waren wel bereid radioactief materiaal op te ruimen wanneer Greenpeace het lokaliseerde. Een VS-expert verklaarde dat de Wereldgezondheidsorganisatie en het IAEA toegelaten moeten worden tot Irak zodat beschermingsmaatregelen kunnen worden genomen.

Greenpeace bekritiseerde het Amerikaanse leger omdat dit wel meteen na de invasie de oliepijpleidingen beschermde maar zich niet leek te bekommeren om de nucleaire erfenis van de verdreven dictator Saddam Hussein.