Bruut geweld bij demonstratie Caïro
CAÏRO – Bij buitengewoon gewelddadige gevechten in de wijk Abbasiya in Caïro zijn zaterdag zeker 250 mensen gewond geraakt. De strijd begon toen duizenden demonstranten onverwacht door tegenstanders werden aangevallen met stenen, messen en molotovcocktails.
De demonstranten waren onderweg naar het ministerie van Defensie om de militaire leiders hun onvrede te laten blijken over het uitblijven van de door hen geëiste hervormingen.
Hoewel er enige vooruitgang is geboekt, blijven burgers aandringen op meer vrijheden, waaronder de vrijheid van meningsuiting. Er zijn in Egypte zeker enkele hervormingen doorgevoerd, maar de staat is er niet in geslaagd een veilige omgeving te creëren waarin aan het nieuwe Egypte gebouwd kan worden. Plunderingen en het geweld komen ongebreideld voor in heel Egypte.
Ongeveer 5000 mensen liepen van het Tahrirplein in het stadscentrum naar de wijk Abbasiya, waar het hoofdkwartier van de Hoge Raad van de Strijdkrachten (SCAF) staat. De demonstranten klagen erover dat de legerleiding sinds februari nog steeds niet is gekomen met een duidelijk tijdschema voor de overdracht van de macht aan een gekozen burgerregering.
De gewelddadigheden van zaterdag waren de heftigste en bloedigste sinds het begin van de opstand in Egypte, in januari van dit jaar. Militairen schoten in de lucht om de demonstranten uiteen te drijven toen ze het ministerie naderden. Tegelijkertijd begonnen buurtbewoners en gewapende bendes de demonstranten aan te vallen. Ze gooiden vanaf de daken stenen naar de mensen op straat, waardoor tientallen gewonden vielen.
De mars was met opzet georganiseerd op 23 juli, de dag waarop in 1952 een militaire staatsgreep in Egypte plaatshad die een einde maakte aan de monarchie. De demonstranten droegen spandoeken mee met leuzen als: ”Weg met het militaire bewind” en ”De mensen willen dat het regime valt”. Ook willen de demonstranten dat er een einde komt aan de militaire rechtszaken tegen burgers.
De mars kwam ook net na een verklaring van de SCAF waarin de jeugdbeweging ”6 april”, die de opstand in januari organiseerde, ervan wordt beschuldigd een wig te drijven tussen de SCAF en de Egyptische bevolking.
De Egyptische revolutionairen blijven protesteren voor het recht op een nieuwe en betere overheid. Om die eisen kracht bij te zetten zijn de demonstranten op 8 juli weer teruggekeerd naar Tahrirplein voor een sit-in die nu al ruim twee weken duurt.
De bewoners van de wijk Abbasiya hebben daar echter geen boodschap aan. Zij wilden overduidelijk geen gedoe in hun wijk. Samen met gewapende misdadigers, die daartoe speciaal waren ingehuurd, hebben ze de vreedzame demonstranten uit hun wijk willen verdrijven. De betogers werden aangevallen vanuit enkele zijstraten en van de daken, waarbij ze bekogeld werden met stenen, lege flessen, molotovcocktails en glazen. Het leger loste schoten in de lucht. De mars was tot dan toe volledig rustig verlopen.
Het leger en de militaire politie hadden de hoofdingangen van het SCAF-hoofdkantoor in Abbasiya geblokkeerd. De demonstranten liepen zodoende in een fuik, gevangen tussen de gewapende misdadigers, boze inwoners van de wijk Abbasiya en de legerbarricades.
Toen uiteindelijk veiligheidstroepen en militaire politie arriveerden, bleken die niet in staat om de aanvallen op de demonstranten te stoppen. De veiligheidstroepen schoten daarop met traangas op de demonstranten. Hierdoor raakten deze in paniek en probeerden een veilig heenkomen te vinden. In het gedrang raakten nog eens tientallen demonstranten gewoond.
Inmiddels hebben verschillende politieke partijen en bewegingen gevraagd om een diepgaand onderzoek naar de gewelddadige aanvallen op de vreedzame mars van zaterdag.
Gisteren zeiden ze in een gezamenlijke verklaring dat de gevechten in Abbasiya sterk doen denken aan de gevechten op 2 februari, toen misdadigers op kamelen en paarden de demonstranten op het Tahrirplein aanvielen. Deze misdadigers, zo is later gebleken, waren ingehuurd door leden van de Nationale Democratische Partij. De verklaring roept de SCAF en het kabinet ertoe op de verantwoordelijkheid te nemen voor wat er is gebeurd.