Problemen eurozone steeds groter
Schijnbaar zomaar opeens sloeg de onrust toe rond Italië. Het besmettingsgevaar in de schuldencrisis is terug en de eurozone heeft er weer een zorgenkind bij. Ondertussen lukt het de Europese politici niet grip op de zaak te krijgen. Het beeld stemt somber.
We hebben op het vlak van de financiële problemen een hectische week achter de rug. Nerveuze markten, oplopende renten, malaise voor de aandelen van de banken, afwaardering van de kredietwaardigheid van lidstaten en ruziënde politieke en monetaire beleidsmakers, die er niet in slagen een tweede steunoperatie voor de Grieken te organiseren en die daardoor de onzekerheid aanwakkeren. Het geheel vormt een mix van ingrediënten die weinig hoop verschaft op het vinden van een uitweg uit de moeilijkheden. Geen zomerstilte en vakantierust aan dit front, maar juist een escalatie.
We zijn anderhalf jaar verder. Ongeveer begin 2010 ging het mis. Toen draaide het nog om alleen Griekenland. Dat ontving na enkele maanden de toezegging van in totaal 110 miljard euro aan hulp. Een reddingsfonds van 750 miljard euro, met daarin een bijdrage van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), werd opgericht om indien nodig andere partners binnen het gemeenschappelijk valutagebied te helpen.
Vandaag de dag moeten we echter constateren dat we geen stap dichter bij een oplossing zijn. Acute dreigingen zijn telkens afgewend, maar een definitieve wending ten goede ontbreekt. Integendeel, de crisis heeft zich verbreed en verdiept. Ierland en Portugal liggen inmiddels eveneens aan het infuus. De situatie in Griekenland is verder achteruitgehold. Een extra pakket van noodkredieten voor Athene valt niet te vermijden, maar scherpe meningsverschillen over de bijdrage daaraan van de private sector leiden tot besluiteloosheid. Tegelijk verschijnt Italië nu in beeld als mogelijk volgende prooi van de markten.
Het risico dat op enig moment een of meer overheden in Europa in gebreke blijven op het punt van hun betalingsverplichtingen, neemt alleen maar toe. De gevolgen van zo’n default voor onder andere de economische groei, de banken, de belegde vermogens en de euro laten zich moeilijk inschatten. Maar ze zullen ongetwijfeld heftig zijn. Ook de burger ziet dan allerlei effecten op zich afkomen die een aantasting van zijn welvaart veroorzaken. Wellicht treedt een nieuwe recessie in en die kunnen we zo kort na het vorige en diepe conjunctuurdal niet gebruiken.
Ook Italië, na Duitsland en Frankrijk de grootste economie binnen de muntunie, verkeert dus in de gevarenzone. In de achterliggende periode gloorde hoop dat het besmettingsgevaar, het risico dat de problemen zouden uitwaaieren, was geweken. De werkelijkheid van dit moment haalt daar een streep door. Spanje gold steeds als voornaamste kandidaat voor een groeiend wantrouwen onder investeerders, maar sinds maandag zijn de schijnwerpers in dit opzicht primair gericht op Italië.
Wat is er in dat land plotseling veranderd? luidt dan de vraag. Eigenlijk niets. Natuurlijk, de kritiek van premier Berlusconi op de bezuinigingsdrift van minister van Financiën Tremonti was niet verstandig. Financiële partijen grepen die aan om de aanval te openen. En als zij zich massaal tegen een land richten, probeer dan maar eens het tij te keren. Het toont de macht van de psychologie van de markten.
De koersen en daarmee de waarden van de staatsobligaties van de Zuid-Europese natie doken omlaag en daardoor steeg het rendement op die stukken; die twee bewegen altijd in tegengestelde richting. De recente gang van zaken betekent dat de schatkistbewaarder in Rome een steeds hogere rente moet betalen als hij geld leent op de kapitaalmarkt. Hoe lang houd je dat vol? Op den duur worden de lasten te zwaar om die te kunnen dragen.
Italië is geen Griekenland of Portugal, zo klonk het deze week uit de mond van politici, in een poging de gemoederen te bedaren. In economisch opzicht staat het er inderdaad beter voor. Het heeft wel een hoge overheidsschuld, van rond de 120 procent van het nationaal inkomen, maar het begrotingstekort was vorig jaar zelfs kleiner dan dat van Nederland.
Het doet er allemaal weinig toe. Paniekerige beleggers brengen ongelijksoortige eurolanden onder dezelfde noemer. En als zij eenmaal toeslaan, valt het voor de betrokken regering niet mee om te overtuigen van de mogelijkheid en de bereidheid om de schuldenberg te reduceren.