Drukwerk uit de Kalverstraat
Goed de kleine lettertjes lezen, want die doen ertoe. Deze regel gaat niet alleen op bij het tekenen van een contract. Ook bij prenten uit het Amsterdam van de 17e eeuw kan een opmerkzaam mens veel leren van de kleine lettertjes: de naam van de uitgever onder een prent.
Het Rembrandthuis in Amsterdam doet in de tentoonstelling ”Gedrukt tot Amsterdam” een boekje open over de concurrentie onder drukkers in de Kalverstraat.
Over de Hollandse meesters, de beroemde kunstenaars van de gouden eeuw, weten we al heel veel. Daar gaat het dan ook niet om in de tentoonstelling. Dit keer staan de Amsterdamse prentenuitgevers centraal. Zij speelden een cruciale rol in het kunstminnende Nederland van de gouden eeuw. In het Rembrandthuis blijkt dat ze prima wisten wat goed verkocht: domineesportretten, Bijbelse voorstellingen, nieuwsbladen en een compositie van Rembrandt of Rubens.
In de Kalverstraat moet de geur van inkt dominant zijn geweest. Volgens de schrijvers van het boek ”Gedrukt tot Amsterdam” zaten de prentenmakers, drukkerijen en uitgevers er deur aan deur. De clientèle bestond uit gegoede burgers, regenten en bestuurders en mensen die in de Oost of in de West fortuin hadden gemaakt. Voor goed drukwerk en exclusieve etsen van Rembrandt was je er aan het goede adres.
Het maakte echter verschil of je bij Claes Jansz. Visscher, Blaeu, Danckerts of Salomon Saverij over de drempel kwam. Elke drukker had zo zijn specialiteiten: cartografie, prenten van schilderijen of familiedrukwerk. Sommigen combineerden alle takken van sport, van de eerste schets tot de verkoop van de prent. Anderen drukten alleen of verkochten enkel. Maar meestal liepen de verschillende procesdelen vloeiend in elkaar over.
Dat de drukkers en uitgevers zich graag lieten voorstaan op hun kunsten, blijkt wel uit de nadrukkelijke vermelding van hun naam op de prent: ”T’Amsterdam, by Jacobus Robyn, Afsetter en kaert-verkooper wonende inde Nieuwe-Brug steegh in de Stuerman”, of eenvoudiger: ”C. Danckertz. Excudit”. Deze kleine toevoegingen bepaalden voor een deel de waarde van een prent.
Het werk van uitgeverij Danckerts kenmerkte zich door rijke versieringen, zoals het wapen van de opdrachtgever of mythische afbeeldingen. Conservator Jaap van der Veen van het Rembrandthuis attendeert op een bijzonder werk in de expositie: een oude kaart van het rechtsgebied van het hoogheemraadschap van Rijnland. De kaart beslaat 195 bij 230 centimeter wand. De wapens van de heemraden sieren de zijkanten. Van deze kaart bestaan niet veel complete exemplaren meer, vertelt Van der Veen. „Zulke kaarten werden veelvuldig gebruikt, van de wand gehaald, opgerold en weer opnieuw opgehangen. Deze kaart heeft de tijd, ingekleurd en wel, redelijk goed doorstaan.”
Wat Van der Veen helemaal dankbaar stemt is dat de oude koperplaten waarmee de kaart is gedrukt nog in bezit bleken te zijn van het hoogheemraadschap. Het museum kreeg er drie in bruikleen en heeft ze een plekje naast de kaart gegeven. „We staan perplex van de goede staat waarin de koperplaten verkeren. Er kan zo een nieuwe kaart mee gedrukt worden.”
Behalve de prenten van Danckerts krijgt –hoe kan het anders in het Rembrandthuis– het werk van Rembrandt veel aandacht in de tentoonstelling. Hij was zo’n kunstenaar die het productieproces van het allereerste moment tot aan de verkoop toe in eigen hand wilde houden. Elke druk was een kunstwerk op zich, Rembrandt liet zich niet verleiden tot massaproductie. Verschillende druktechnieken, aanpassingen aan de koperplaat en het gebruik van ruw pakpapier of zijdeachtig papier uit Oost-Indië getuigen van zijn creatieve geest. Rembrandt moet aan de verkoop van zijn etsen goed verdiend hebben, al heeft die opbrengst uiteindelijk zijn bankroet niet kunnen voorkomen. In 1656 ging hij failliet en moest hij bijna al zijn bezittingen van de hand doen.
Rembrandt was ook gedwongen zijn koperplaten te verkopen. De etsplaten kwamen in handen van prentuitgevers die de platen opnieuw op de pers legden. De nieuwe eigenaren zetten niet, zoals ze dat bij andere kunstenaars wel deden, hun naam onder de prent. Zo suggereerden ze dat klanten een druk van Rembrandt zelf in handen hadden en namen ze een loopje met Rembrandts rechten. Door de hoge kwaliteit van Rembrandts eigen drukwerk is echter vaak wel duidelijk welk werk van hemzelf is en welke prenten van de nieuwe eigenaren van de koperplaten afkomstig zijn.
Een leuk genre in de tentoonstelling is de historieprent. De Hollandse prentdrukkunst kwam tot bloei in een heel spannende tijd: de Tachtigjarige Oorlog. Kaarten van het beleg van Breda en weergaven van de slag bij Duins in 1639 (waarbij de tweede Spaanse Armada het onderspit moest delven) vonden gretig aftrek. Deze prenten bevatten veel historische informatie. Zo is op een prent van de slag bij Duins de positie van de Spaanse en de Nederlandse vloten precies weergegeven.
Een zeekaart naast de plaat toont het Nauw van Calais. Na de ondergang van de Armada gaf een andere drukker een nieuwe kaart uit, aangepast aan de actualiteit. Het verslag dat admiraal Tromp uitbracht van de zeeslag staat eronder: informatie uit de eerste hand. De zeerot in ruste moet het geweldig hebben gevonden om deze kaart in huis te hebben hangen. „Kijk, jongen, hier heeft grootvader de Spekken een lesje geleerd!” Voor historici vormen deze kaarten nog steeds een rijke bron van informatie.
“Gedrukt tot Amsterdam” geeft een heel nieuwe kijk op de Hollandse meesters, doordat ze worden beschouwd vanuit het perspectief van de uitgever. Inspiratie is belangrijk voor een kunstenaar. Voor een uitgever is de drijfveer echter vooral commercieel: verkoopt deze prent goed of niet? In de tentoonstelling komt het aspect van concurrentie helaas niet zo uit de verf. Wie door het Rembrandthuis loopt, ziet vooral een grote verzameling prenten van verschillende uitgevers. Een kaart van Amsterdam met daarop de adressen van de verschillende drukkers zou al een goed beeld geven van het aantal uitgevers dat in de hoofdstad werkzaam was en van de onderlinge wedijver. Ook mist de bezoeker een concreet beeld van hoe zo’n drukkerij er nu uitzag. Hoe ging het proces in zijn werk? Wat is het verschil tussen een ets en een gravure? Wat houdt het gebruik van de droge naald in? Het zijn vragen die onbeantwoord blijven. Het bijbehorende boek ”Gedrukt tot Amsterdam” geeft gelukkig veel achtergrondinformatie. Dat kost wel even wat koperstukken, maar dan staat er ook een uitgebreid, rijk geïllustreerd naslagwerk op de boekenplank.
De tentoonstelling ”Gedrukt tot Amsterdam” is tot 18 september te zien in het Rembrandthuis te Amsterdam. Het bijbehorende boek is in de museumwinkel te koop. (Waanders, Zwolle, 2011; ISBN 978 90 400 7775 3, 215 blz.; € 34,50.)