Albanezen spelen in Montenegro constructieve rol
Ondanks hun bescheiden getalsmatige aandeel in de totale bevolking van Montenegro spelen de Albanezen een niet onbelangrijke rol in het politieke leven van het land. Dat Montenegro afstand neemt van Belgrado, kan op hun steun rekenen. In tegenstelling tot hun etnische verwanten elders op de Balkan van wie zij ook in demografisch opzicht verschillen, stellen zij geen territoriale eisen en streven zij geen vereniging van alle Albanezen binnen één staatsverband na.
De ruim 600.000 inwoners van Montenegro (oppervlakte circa eenderde van Nederland) vormen een bont gezelschap van etnische groepen, die alle culturele en politieke rechten genieten. Na de Montenegrijnen (61,9 procent), Moslims/Bosniaken (14,6 procent), en Serviërs (9,3 procent) nemen de overwegend islamitische en in het zuidoosten van het land geconcentreerde Albanezen met 41.000 mensen (6,6 procent) de vierde plaats in.
Ook na de teloorgang van Joegoslavië bleven Montenegro en Servië -dezelfde orthodoxe godsdienst, dezelfde taal- met elkaar verbonden. Maar bij de presidentsverkiezingen in 1997 begon de band de eerste scheurtjes te vertonen. Bij die verkiezingen ging de stembusstrijd tussen de de Belgrado-gezinde ambtsdrager Momir Bulatovic en de westers georiënteerde Milo Djukanovic, beiden oorspronkelijk afkomstig uit de Communistenbond van Montenegro.
In de tweede ronde van de verkiezingen won Djukanovic met een voorsprong van slechts 5218 stemmen. Een doorslaggevende rol bij die uitslag speelde de Albanese minderheid die met grote meerderheid op Djukanovic stemde, waardoor de Albanezen zich in feite in het centrum van de macht plaatsten. Ook in het parlement is de invloed van twee kleine Albanese partijen (UDSH en LDMZ) niet gering.
Weliswaar beschikt de ”Democratische lijst voor een Europees Montenegro” van Djukanovic (inmiddels als president vervangen door Vujanovic) over een nipte meerderheid, maar de lijst ”Gemeenschappelijk voor Verandering” van Bulatovic is nog een geduchte tegenstander. Bij stemmingen kan de aan- of afwezigheid van een paar afgevaardigden de doorslag geven. De grote lijn die de UDSH en de LDMZ volgen is pro-Montenegrijns, voor afscheiding van de unie met Servië en voor aansluiting bij Europa.
Van de vorming van een Groot-Albanië is wat hen betreft geen sprake, waardoor veel goodwill is gekweekt bij de Montenegrijnse bevolking. Veel aandacht heeft deze ontwikkeling tot nu toe elders in de wereld niet gekregen. Een ander, elders evenmin nauwelijks opgemerkt, aspect van de Albanese minderheid in Montenegro is hun demografische positie, die in de buurt komt van een West-Europees niveau en daardoor sterk verschilt van hun stamgenoten in Albanië, Zuid-Servië en Macedonië.
Het is een traditie die al lang bestaat en moeilijk te verklaren is. Al kort na de Tweede Wereldoorlog lag hun geboortecijfer eenderde onder dat van de Kosovo-Albanezen, hun sterftecijfer daarentegen slechts op eenderde van hun verwanten in Kosovo. Volgens de laatst bekende cijfers hebben de Albanezen in Montenegro een geboortecijfer van 19,2 (per 1000) en een sterftecijfer van 5,4 (eveneens per 1000).
Voor Kosovo bedroegen die cijfers respectievelijk 42,3 en 8,7! Wellicht speelt hierbij een rol dat de Montenegrijnse Albanezen, anders dan hun verwanten in Kosovo, in een Montenegrijnse omgeving leven met een traditioneel lager geboorteniveau. Bovendien kwamen de Albanezen na de oorlog, meer dan hun verwanten in het binnenland, in aanraking met het massatoerisme en de daarmee gepaard gaande normen en waarden.
Zo was de overwegend door Albanezen bewoonde kustplaats Ulcinj tot de jaren negentig een populair vakantieoord voor buitenlanders. Deze in vergelijking met hun stamgenoten uitzonderlijke demografische situatie gevoegd bij hun politieke betrokkenheid maakt dat de Albanezen in Montenegro een geïntegreerde minderheid genoemd kunnen worden. Een schaars goed dat wel wat meer aandacht zou mogen krijgen.