Peruanen zijn wel arm, maar beslist niet vergeetachtig
In de niet meer dan tien straatblokken die het chaotische hart vormen van de Peruaanse hoofdstad Lima zijn op haast elk willekeurig moment zeker 2000 venters actief die voorbijgangers bestoken met hun koopwaar: boeken, ruitenwissers, hoezen voor colbertjasjes, batterijen, horloges, voetballen, kaarsen, huisdieren en sigaretten. Voor letterlijk elk stoplicht zien automobilisten een heus warenhuis langs hun raam voorbijgaan.
Andres verkoopt snoepgoed, dat hij in een gehavende schoenendoos meedraagt. Een chocoladereep doet ongeveer 30 eurocent. Andres werkt tien uur per dag. Van acht uur ’s ochtends tot zonsondergang. Langer kan hij -en de andere straatventers- niet actief zijn. „Na zes uur ’s avonds komen de straatrovertjes tevoorschijn, die niet alleen ons wegjagen maar ook onze klanten”, vertelt hij. De jonge verkoper haalt op een redelijke dag zo’n krappe 2 euro aan winst binnen. De concurrentie is op de straten van Lima soms moordend.
Van zijn magere inkomsten wist Andres een klein bedrag te sparen. Daardoor kon hij een jaar geleden een aandeel van 25 procent kopen in een aftandse Volkswagen Kever die als clandestiene taxi de stad doorkruiste. De grote sprong van straatventer naar kleine zakenman bleek evenwel van korte duur. Een overval aan het einde van een werkdag beroofde Andres van zijn allerlaatste geld. Er was zelfs niets meer over voor de benzine. En dat was het einde van Andres als taxichauffeur.
Het verhaal van Andres is, hoewel tragisch, niet uniek. Miljoenen Peruanen leiden een uitzichtloos bestaan. Wanneer iemand het, als Andres, hogerop probeert te zoeken -en nog maar weinigen vinden daarvoor de animo- dan gaat het bijna geheid mis.
Het roept dan ook frustraties op wanneer mensen zoals Andres op de radio horen of in de krant lezen dat hun land op dit moment de beste economie van Zuid-Amerika heeft. Volgens de statistieken van de overheid nam de nationale bedrijvigheid vorig jaar met 5,2 procent toe en beef de inflatie beperkt tot slechts 1,5 procent. De fiscale inkomsten groeien zienderogen, terwijl de centrale bank maar liefst 915 miljoen dollar wist toe te voegen aan de valutareserves van het land. Dergelijke cijfers en getallen zijn, Chili uitgezonderd, elders op het continent ongekend. Economische prestaties als deze zouden de verantwoordelijke machthebber bovendien geen politieke windeieren leggen.
Maar niet in Peru. Wanneer de opiniepeilingen de stemming in het land getrouw weergeven, mag president Alejandro Toledo zich rekenen tot de minst geliefde leiders van de regio. „De president en zijn ministers hebben de mond vol van de economische vooruitgang, maar gewone Peruanen kijken verbaasd om zich heen. Zij zien of merken er helemaal niets van”, constateert Alfredo Torres van het marktonderzoeksbureau Apoyo. Al evenmin bestaat er vertrouwen in een betere toekomst. Bijna de helft van de Peruanen vreest er over een jaar nog slechter aan toe te zijn en alleen zo’n 17 procent van de ondervraagden denkt dat er betere tijden in het verschiet liggen.
Toledo’s probleem is niet zozeer de economie, als wel de hooggespannen verwachtingen die hij schiep tijdens zijn verkiezingscampagne in 2001. De president zou bijvoorbeeld zorgen voor een miljoen nieuwe arbeidsplaatsen per jaar. Nu zijn Peruanen wel arm, maar vergeetachtig zijn ze beslist niet. Bijna twee jaar na zijn aantreden bedraagt de werkloosheid officieel nog steeds 10 procent. De verborgen werkloosheid -van mensen zoals Andres, die met kunst- en vliegwerk de eindjes aan elkaar knopen- is een veelvoud hiervan.
Van de armoedebestrijding, de prioriteit van de regering-Toledo en van al zijn voorgangers, komt evenmin veel terecht. Ongeveer 54 procent van de bevolking leeft onder de van overheidswege vastgestelde armoedegrens. Ruim 14 miljoen Peruanen leven onder het bestaansminimum. Dat is het dubbele van het aantal paupers in 1990.
De ongeregeldheden, broodrellen, stakingen en protesten van eind vorige maand in Peru kwamen niet als een verrassing. Het broeide al langere tijd. De onlusten brachten president Toledo ertoe de noodtoestand af te kondigen en zodoende zich te tooien met de buitengewone bevoegdheden die hij nodig zegt te hebben om de „institutionele orde” in het land te bewaken. Onder de noodtoestand is het leger bevoegd zich taken toe te eigenen die in normale tijden bij de politie thuishoren. Met het nodige geweld maakten de militairen korte metten met betogers en stakers.
Trokken tienduizenden demonstranten eerst de straat op om tegen de lage lonen te protesteren, nu protesteren zij tegen de noodtoestand. Vorige week werden in de acht grootste steden van het land betogingen gehouden. „President Toledo heeft met het afkondigen van de noodtoestand zichzelf in de voet geschoten. Eerst hadden mensen klachten, maar nu zijn dat eisen”, aldus politiek columnist Alberto Adrianzen het dagblad El Comercio.
Volgens Juan Jose Gorriti, secretaris-generaal van de grootste vakcentrale, CGT, willen de stakers niet zozeer de noodtoestand ondermijnen met hun werkonderbrekingen en protesten, maar is het eerder zo dat de noodtoestand de democratie ondermijnt. „Er valt op het ogenblik niet te praten met de regering”, concludeert de CGT-aanvoerder.
President Toledo zelf probeert met nieuwe beloftes de lont uit het kruitvat te trekken. Stakende onderwijzers kregen te horen dat de regering hun salaris zal verdubbelen naar ongeveer 400 euro per maand tegen het eind van Toledo’s ambtstermijn in 2006. De onderwijzers verlangen nu evenwel niet meer dan 70 euro per maand extra. Maar dat kan er ondanks Toledo’s belofte niet af. De regering biedt 30 euro en gaat geen cent verder.
In binnen- en buitenland bestaat de vrees dat president Alejandro Toledo zijn greep op de situatie verliest wanneer de grootschalige protesten en stakingen aanhouden. Het zou niet de eerste keer zijn dat de Peruanen een gekozen president uit het regeringspaleis verjagen. En ook elders op het continent (Ecuador, Paraguay, Argentinië) forceerden boze menigten machtswendingen. Hierbij is de gemene deler steeds het niet voldoen van de president aan de verwachtingen. Gezien Toledo’s recente beloften aan de onderwijzers heeft de president van Peru de les niet ter harte genomen.
En zoals oud-president Fernando de la Rua van Argentinië kan beamen helpt een noodtoestand amper om een situatie van escalerende onvrede in bedwang te houden. President Toledo zou er verstandiger aan doen althans te luisteren naar hetgeen de leiders van de diverse opstandige sectoren te vertellen hebben en hun vervolgens enig respect te tonen door tekst en uitleg te geven, niet gebaseerd op politieke retoriek, maar op een eerlijke en realistische weergave van de werkelijkheid.