Bijvangst schadelijker dan walvisvangst
Per dag verdrinken ongeveer duizend walvissen, dolfijnen en bruinvissen omdat ze verstrikt raken in visnetten en ander vissersmateriaal. Dat hebben Amerikaanse en Schotse biologen voor het Wereld Natuur Fonds (WNF) berekend. Maandag begon in Berlijn de 55e jaarlijkse conferentie van de Internationale Walvisvaart Commissie (IWC).
Jaarlijks komen er 308.000 walvisachtige zoogdieren om doordat ze in netten terechtkomen die niet voor het vangen van deze dieren bedoeld zijn. Het verschijnsel wordt bijvangst genoemd. Er leven meer dan tachtig walvisachtigen in de wereldzeeën, in omvang variërend van de kleine, 45 kilo wegende bruinvis tot de gigantische, 120 ton zware blauwe vinvis, het grootste dier dat op aarde leeft. Veel walvisachtigen dreigen uit te sterven doordat er al eeuwen op ze gejaagd wordt.
De bijvangst in de visnetten is vermoedelijk de belangrijkste doodsoorzaak. Als daar niets aan wordt gedaan, zullen in de volgende decennia diverse soorten verdwijnen, aldus de wetenschappers. „Er is behoefte aan visvangst”, zegt Michael Moore van het oceanografisch instituut Woods Hole in het Amerikaanse Cape Cod. „We zouden in staat moeten zijn om de planeet van voedsel te voorzien zonder daarbij andere soorten die we niet eten, uit te roeien. Maar ik weet niet of we het kunnen.”
Sinds de 19e eeuw heeft de commerciële walvisvaart miljoenen walvissen gevangen om er onder meer smeerolie, cosmetica, margarine en meel van te maken. In de jaren ’80 verbood de IWC de walvisvangst grotendeels. Noorwegen trekt zich niets van het verbod aan en Japan vangt jaarlijks 700 walvissen voor „wetenschappelijk onderzoek” nadat het een controversiële uitzonderingsregeling trof met de IWC.
De meeste walvisachtigen gaan dood in de Amerikaanse territoriale wateren, al is het sterftecijfer de afgelopen tien jaar met 40 procent afgenomen door nieuwe beschermende wetten en beter materiaal. Andere maatregelen, zoals een akoestisch onderwateralarm, worden pas sinds enkele jaren ingezet. Het lagere sterftecijfer heeft echter ook een andere reden. Veel vissers snijden de netten en vislijnen door als er walvisachtigen in verstrikt zijn geraakt, waardoor de onderzoekers ze niet meer kunnen opsporen. Het WNF hoopt de visserij met het onderzoek te kunnen tonen dat maatregelen tegen bijvangst resultaat opleveren en dat ze dus de moeite waard zijn om over te nemen.
De aantallen walvissen dat verstrikt raakt in visnetten verschilt per soort. Zo groeit de populatie bultruggen in de noordelijke Atlantische Oceaan jaarlijks nog met 7 procent. De noordkaper, waarvan er nog maar 350 over zijn, blijft daarentegen ernstig met uitsterven bedreigd. Dit heeft te maken met het gedrag van de dieren. De bultrug neemt één grote hap voedsel, maar de noordkaper zwemt met opengesperde bek door scholen plankton en loopt daardoor meer risico in een net verstrikt te raken. Vislijnen, cynisch omschreven als ”walvisflosdraad”, blijven haken in de baleinen waarmee het dier het voedsel uit het water filtert. „De walvis begint zich te verzetten en rond te draaien, waardoor de vislijn zich rond zijn staart en vinnen wikkelt”, zegt Moore. De meeste noordkapers die gezien worden, vertonen littekens van zulke worstelingen.
Vorig jaar augustus ontdekten waarnemers een tienjarig vrouwtje dat voor de kust van Zuidoost-Canada in vislijnen verstrikt was geraakt. Hetzelfde dier werd in maart opnieuw gezien, bij Cape Cod aan de Amerikaanse oostkust, nog steeds in de vislijn gewikkeld. „Ze verliezen gewicht en gaan langzaam achteruit”, zegt Moore. „We zien ze alleen niet vaak genoeg om te weten wanneer ze doodgaan.”