Waarom de Syrische revolutie weinig kans van slagen heeft
Na Egypte en Tunesië zet de Arabische lente maar moeilijk door. Ook in Syrië heeft de revolutie maar weinig kans van slagen. Het regime kan rekenen op de steun van de overgrote meerderheid van de bevolking.
Het aanvankelijke optimisme dat de Arabische lente tot volle wasdom zou komen in een democratische zomer, lijkt steeds moeilijker te verdedigen. In Egypte en Tunesië groeit de politieke chaos. Andere Arabische regimes hebben hieruit hun lessen getrokken en hebben de jasmijn verruild voor een distel. Hier geen vernederende troonsafstand, maar een totale militaire confrontatie.
Syrië speelt een belangrijke rol in het succes van deze nieuwe strategie. Zowel Jordanië als de Arabische Golfmonarchieën zijn tot de conclusie gekomen dat de onrust en de chaos tot een stoppen moeten worden gebracht in Syrië. Als het ergens moet lukken, dan daar. De protestbeweging daar verschilt namelijk in belangrijke mate van de eerdere versies in Tunesië en Egypte.
Alevieten
Ja, ook in Syrië lijdt de jongere generatie onder massale jeugdwerkeloosheid en is er vooral op het platteland sprake van vaak schrijnende armoede. Ook in Syrië leeft ontgoocheling over de corruptie van de bestuurlijke elites en hunkeren velen naar meer vrijheid en openheid. Het zijn precies deze ingrediënten die aan de basis lagen van de volksopstanden in Tunesië en Egypte en die bij velen tot de verwachting leidden dat in Syrië een herhaling zou plaatsvinden van hetzelfde scenario. In Syrië speelt echter een aantal factoren mee dat de situatie hier fundamenteel anders maakt en verklaart waarom het vrij onwaarschijnlijk is dat het Syrische regime zal vallen.
Grote verschillen tussen een land als Egypte en Syrië liggen in de andere structuur van het Syrische regime en de denkwijze van de grote meerderheid van de Syrische bevolking.
Het Syrische regime is een product van de geschiedenis, die toont hoe de alevieten, eens het armste en meest verachte deel van de bevolking, opklommen tot hun huidige machtspositie. Sinds de Franse mandaatsperiode (1920-1946) waren de sjiietische alevieten in toenemende mate zowel het leger als de veiligheidsdiensten gaan bevolken. Dit zou uiteindelijk resulteren in de militaire staatsgreep van 1966, die voor het eerst in de Syrische geschiedenis Damascus in handen van de alevieten bracht.
Men kan zich nauwelijks de schok voorstellen die deze gebeurtenis indertijd teweegbracht bij de soennitische elites, die in Syrië sinds eeuwen politiek en economie hadden bepaald. De alevieten vormden een minderheid, verdeeld in onderling rivaliserende stammen.
Dit gebrek aan onderlinge eenheid vormde na 1966 het grootste gevaar voor de nieuw verworven machtspositie. Het was het genie van Hafez al-Assad, de vader van de huidige president, dat de alevieten wist te verenigen onder zijn presidentieel gezag. Deze interalevitische eenheid bleek het cement te zijn dat hun positie bestendigde en vormt de eerste pilaar waar het huidige Syrische regime op steunt.
Deze pilaar staat nog steeds en wankelt niet omdat de alevieten zich zeker in de huidige situatie bewust zijn van de noodzaak van onderlinge eenheid.
Leger
De tweede pilaar van het Syrische regime is de bijna totale controle van de alevieten over leger en veiligheidsdiensten. Volgens schattingen vormen de alevieten 70 procent van de 200.000 Syrische beroepsmilitairen en 80 procent van alle officieren. Sommige legereenheden, zoals de Vierde Divisie en de Republikeinse Garde, zijn zelfs volledig alevitisch. Vrijwel de gehele legertop heeft een alevitische achtergrond.
Duidelijk is dat dit van essentieel belang is voor het regime. Zowel in Tunesië als in Egypte koos het leger tijdens de ongeregeldheden voor een min of meer neutrale positie en verklaarde zichzelf daarmee tot beschermer van het volk. Dezelfde legers namen na het vertrek van de Tunesische president Zine al-Abidine ben Ali en zijn Egyptische ambtsgenoot Mubarak de macht over om een afglijden in totale chaos te voorkomen.
Dit scenario is in Syrië volstrekt ondenkbaar. De belangen van het regime en het militair apparaat zijn dusdanig met elkaar verweven dat de val van het regime het einde van het leger betekent. Het Syrische leger zal daarom tot de laatste druppel bloed vechten om het regime in het zadel te houden en men kan slechts gissen waartoe dit kan leiden, mocht het regime zich inderdaad bedreigd gaan voelen.
Vrijwel alle samenlevingen in het Midden-Oosten zijn militair van karakter, wat wil zeggen dat het leger uiteindelijk bepaalt wie er op de presidentiële troon mag zitten. Ook Tunesië en Egypte passen in dit plaatje. De dagen van de Tunesische en de Egyptische president waren geteld toen het leger besloot dat voor hen de tijd was aangebroken om hun koffers te pakken. Het verklaart de ijzersterkte positie van het Syrisch regime dat het zich hierover geen zorgen hoeft te maken.
Draagvlak
Uit deze situatieschets ontstaat het beeld van een driehoek waarvan regime, leger en de alevitische minderheid de drie componenten vormen. Het wegvallen van de eerste component zou het twee van de beide andere betekenen. De verschillende onderdelen zullen er dan ook alles aan doen om de onderlinge eenheid te bewaren. De driehoek verandert daardoor in een gesloten cirkel.
Deze politieke en militaire structuur in Syrië vormt echter slechts één zijde van de medaille, waarvan de maatschappelijke structuur de andere zijde vormt. Het merkwaardige in Syrië is dat, ondanks de dominantie van de alevieten in regering en leger, dit regime ook nog eens kan rekenen op een breed draagvlak onder de bevolking.
De verklaring hiervoor dient vooral gezocht te worden in de enorme verdeeldheid van de Syrische samenleving naar etniciteit en religie. Syrië vormt een mozaïek van etnische, maar vooral religieuze minderheden, en de angst is diepgeworteld dat een eventuele val van het Syrische regime zal leiden tot een bloedige burgeroorlog die de potentie heeft de hele regio mee te sleuren. Angst voor een dergelijk scenario speelde in Tunesië en Egypte nauwelijks.
Westerse critici stellen dat deze angst overdreven is, maar de Syriërs zelf en ook de omringende buurlanden houden wel degelijk rekening met deze mogelijkheid. Hoewel het Syrische regime zelf een sektarische achtergrond heeft, is het er diep van doordrongen dat Syrië desintegreert langs etnische en sektarische lijnen. Het behoort tot de grote verdiensten van het regime dat het de eenheid van het land heeft weten te bewaren door dit sektarisme te bestrijden.
Veel westerlingen zullen wellicht moeite hebben met het gegeven dat het eenpartijsysteem hierbij een belangrijke rol speelde. De regerende Ba’athpartij, de enige toegestane partij in Syrië, staat open voor iedereen, ongeacht religieuze of etnische achtergrond. Wat allen bindt binnen deze partij is het besef van gedeelde Syrische nationaliteit. Dat is volgens de partij dan ook het enige wat telt.
Recentelijk was er veel ophef in de westerse media over het feit dat 262 leden van de Ba’athpartij uit protest hun lidmaatschap hadden opgezegd. Wie echter bedenkt dat de Ba’athpartij in Syrië ruim 2 miljoen leden telt, begrijpt dat het vertrek van deze 262 het regime bepaald niet aan het wankelen zal brengen.
Democratie
Dit eenpartijsysteem valt uiteraard moeilijk te rijmen met onze ideeën over democratie, maar de waarheid is dat veel Syriërs sowieso hun bedenkingen hebben bij een democratische staatsvorm. De ervaringen in buurlanden Libanon en Irak met democratie zijn bepaald niet bemoedigend. Politieke partijen blijken hier vrijwel uitsluitend een sektarische achtergrond te hebben, waarbij parlementszittingen verworden tot verbeten gevechten om de staatsmacht tussen religieuze groeperingen. Waarbij de geschiedenis bovendien leert dat een burgeroorlog nooit ver weg is.
Syrië heeft de afgelopen decennia honderdduizenden Libanezen en miljoenen Irakezen opgevangen die op de vlucht waren voor het sektarisch geweld en Syriërs weten dus uit eigen ervaring tot welke destructie dit kan leiden. Hun eerste prioriteit is daarom dit in Syrië te voorkomen en handhaving van het huidige regime lijkt hiertoe de beste garantie te vormen. Vooral de talloze minderheden die Syrië rijk is ondersteunen dit regime van harte, omdat dit regime via zijn politieke arm, de seculiere Ba’athpartij, het gelijkheidsbeginsel voor allen waarborgt.
Handelsbelangen
Bij nadere beschouwing blijkt de steun voor het Syrische regime zich dus niet te beperken tot de eigen alevitische achterban, maar ook alle andere minderheden te omvatten. Samen vormen die zo’n 30 procent van de Syrische bevolking. Op basis van dit uitgangspunt is recentelijk in enkele publicaties wel gesuggereerd dat er in Syrië feitelijk een strijd gaande is tussen alle minderheden enerzijds en de soennitische meerderheid anderzijds, maar ook dit beeld behoeft enige correctie.
Wie steden zoals Damascus of Aleppo bezoekt, zal merken dat hier een grote, zeer welvarende soennitische middenklasse is ontstaan. Die heeft direct geprofiteerd van de economische liberalisering van het land vanaf het jaar 2000. Rijke alevitische handelsfamilies zoals de Makhlufs hebben een scharnierfunctie vervuld bij het smeden van een alliantie tussen enerzijds het door alevieten gedomineerde regime en anderzijds de soennitische handelsklasse.
In feite bestaat er een ongeschreven pact, waarbij het regime zorgt voor rust en veiligheid, waar de soennietische middenklasse economisch van profiteert. Deze soennitische middenklasse realiseert zich op haar beurt zeer goed dat instabiliteit en chaos uiterst nadelige consequenties zullen hebben voor hun handelsactiviteiten. Zij houden zich daarom verre van de protestdemonstraties. In steden als Damascus en Aleppo merkt men feitelijk dan ook nauwelijks iets van onrust.
Fundamentalisme
De onlusten vinden hun oorsprong vooral in de hoek van de religieuze, conservatieve soennieten, die vooral op het verarmde Syrische platteland wonen en in steden als Daraa. Zij vertegenwoordigen echter slechts een klein percentage van de soennieten, want de naar westerse stijl levende soennieten in de grote steden hebben een duidelijke afkeer van dit religieuze fundamentalisme van het platteland.
De optelsom van al deze factoren leidt tot de conclusie dat het Syrische regime in een sterke positie verkeert en dat de val van dit regime niet erg waarschijnlijk lijkt. De steun waarop dit regime kan rekenen, zou men kunnen vergelijken met concentrische cirkels die steeds wijder worden.
De eerste cirkel, die betrekking heeft op het militaire aspect, betreft de eenheid van regime en leger, veelal bij elkaar gehouden door het cement van een gedeelde alevitische achtergrond.
De tweede cirkel vertegenwoordigt de politiek, die vorm krijgt in de Ba’athpartij en die met haar seculiere gelijkheidsdenken kan rekenen op de steun van de Syrische minderheden.
De derde cirkel concentreert zich op de economische aspiraties van de soennitische middenklasse en kreeg concrete vorm in een stilzwijgende alliantie tussen soennitische handelsfamilies en het regime.
Al deze groeperingen, die samen een duidelijke meerderheid van de Syrische bevolking vormen, hebben veel te verliezen bij een eventuele val van het Syrische regime en zullen dit trachten te voorkomen. De in het Westen bewierookte „democratische oppositie” in Syrië, die het regime ten val wil brengen, vertegenwoordigt uiteindelijk slechts een klein segment van de Syrische bevolking. Een minderheid die de wil van de meerderheid weigert te accepteren.