Sobibor: 34.000 Nederlandse Joden omgekomen
MÜNCHEN (ANP) – Het kamp Sobibor, waar John Demjanjuk bewaker zou zijn geweest, was een van de vernietigingskampen in het huidige Polen, die de nazi’s speciaal hadden ingericht om zo veel mogelijk Joden te vermoorden. In de gaskamers van Sobibor, nabij de huidige grens met Wit-Rusland, werden ongeveer 250.000 Joden om het leven gebracht. In het begin betrof het vooral Polen, maar later werden ook Duitse, Franse, Tsjechische, Slowaakse en Nederlandse Joden naar het kamp gedeporteerd.
Van het doorgangskamp Westerbork in Drenthe reden van 3 maart tot en met 20 juli 1943 negentien treinen met in totaal 34.313 joden naar Sobibor, schrijft dr. E.A. Cohen in zijn boek De negentien treinen naar Sobibor (1979). Vrijwel allen werden op de dag van aankomst vermoord.
Slechts negentien gedeporteerden, zestien vrouwen en drie mannen, hebben het kamp overleefd. Van hen zijn er zeventien niet verder geweest dan de ingang, zodat slechts twee overlevenden, een Nederlandse en een Duitse jodin, het kamp daadwerkelijk van binnen hebben gezien. Een van de overlevenden is de inmiddels hoogbejaarde Jules Schelvis, schrijver van twee boeken over het kamp.
Tot het personeel van het kamp behoorden ongeveer dertig SS’ers. Zij werden bijgestaan door negentig tot 120 ‘trawniki’, helpers uit vooral Oost-Europa, die werden getraind voor hun gruwelijke taak in een kamp bij het dorp Trawniki, in wat nu Polen is. Demjanjuk zou een van hen zijn geweest.
Aan het bestaan van Sobibor kwam onverwacht een einde. Hoewel de meeste joden nog op de dag van aankomst werden vermoord, slaagden de ongewapende gedeporteerden die in het kamp waren tewerkgesteld erin in oktober 1943 in opstand te komen. Driehonderd gevangenen vluchtten de omliggende bossen in. De meesten werden gedood, maar 64 mensen overleefden de oorlog. Na de opstand sloten de nazi’s het kamp. Een museum en een monument herinneren aan de gruwelen in de oorlog.
Elf SS’ers die in Sobibor hadden gewerkt, stonden van september 1965 tot december 1966 in de West-Duitse stad Hagen voor de rechter. Een van hen werd tot levenslang veroordeeld en vijf kregen gevangenisstraffen van drie tot acht jaar. Kampcommandant Franz Stangl, die naar Brazilië was gevlucht, werd in 1970 tot levenslang veroordeeld en stierf in 1971 in de gevangenis.