Egypte in verlegenheid door salafisten
CAÏRO – Volgens de Egyptische legerleiding is er bewijs dat salafistische moslims het land in een burgeroorlog willen storten. Daarvoor gebruiken de extremisten provocaties en sektarische conflicten. Hiermee proberen ze de Egyptische revolutie te saboteren.
De wortels van het salafisme liggen in het Saudi-wahabisme, dat in de 18e eeuw ontstond op het Arabische schiereiland. Sinds de jaren 70 van de vorige eeuw werden de fundamentalistische ideeën ook populair in Egypte. Egyptenaren die werkten in het golfgebied en terugkeerden naar hun vaderland droegen bij aan de verspreiding van deze ideeën.
Tijdens het bewind van president Mubarak gedroegen de salafisten zich onopvallend en hielden zij zich afzijdig van de politiek. Tijdens de volksopstand van begin dit jaar beweerden salafigeleerden zelfs dat de rebellie onislamitisch was. Ze verboden moslimjongeren daarom deel te nemen aan de protesten.
Dat is echter snel veranderd. De salafisten zijn direct betrokken bij sektarisch geweld. Dat zorgt er echter ook voor dat de kritiek op de overgangsregering en de militaire raad groeit. De huidige Egyptische regering wordt verweten dat ze radicale islamitische stromingen niet beoordeelt volgens wetten die voor anderen wel gelden. Voor de geloofwaardigheid van het overgangsbewind is dat niet goed.
De gewelddadigheden van zaterdag tussen kopten en moslimextremisten in Caïro zijn daarvan een voorbeeld. Die ontstonden nadat een groep salafistische moslims had geprobeerd in te breken in een koptische kerk. Bij de gevechten die daarop uitbraken, bestookten de partijen elkaar met stenen en molotovcocktails. Ook werd er geschoten. De droevige eindbalans: zeker 12 doden, meer dan 200 gewonden en een uitgebrande kerk.
Het was de meest gewelddadige botsing tussen moslims en christenen sinds het aftreden van president Mubarak in februari. Velen beschuldigen de aanhangers van het oude regime ervan salafisten te gebruiken om dit soort conflicten uit te lokken. Anderen zeggen dat het sektarische geweld juist het gevolg is van een gebrek aan openbare orde en een diepgewortelde cultuur van intolerantie in Egypte.
Om zijn geloofwaardigheid niet verder kwijt te raken, zou het leger alle voorgaande sektarische misdaden moeten onderzoeken en de schuldigen straffen. Ook zou het leger zich meer moeten inzetten voor de bescherming van de vrijheid van godsdienst van alle Egyptenaren. Begin maart nog werden radicale salafisten beschuldigd van het slopen van een kerk in Atfeeh, iets ten zuiden van de hoofdstad Caïro. In plaats van de schuldigen op te pakken en te berechten, probeerde het leger de sektarische spanningen te beteugelen door de gezaghebbende salafist sjeik Mohamed Hassan naar het stadje te sturen om er vreedzaam samenleven te prediken.
Half april werden salafisten opnieuw beschuldigd van het aanzetten tot oproer en geweld. Dit keer in de stad Qena, in Opper-Egypte. De demonstranten blokkeerden tien dagen de belangrijkste spoorlijnen naar de stad uit protest tegen de benoeming van een christelijke gouverneur. Uiteindelijk bezweek de overgangsregering onder de druk en besloot ze het mandaat van de nieuwe gouverneur voor drie maanden op te schorten.
Ook na andere incidenten gaf de militaire raad de voorkeur aan informele verzoening tussen radicale moslims en christenen boven het arresteren en berechten van de verdachten.
Het geweld van zaterdag in de wijk Imbaba in de hoofdstad is een test voor de hoge raad van de strijdkrachten om te laten zien dat hij stevig optreedt tegen agressors in plaats van de toevlucht te nemen tot verouderde oplossingsmethoden. Na het geweld in Imbaba worden de militairen gedwongen hun strategie te wijzigen. Het leger heeft aangekondigd dat de ongeveer 190 verdachten die werden gearresteerd, zijn overgedragen aan de militaire aanklager. De militairen moeten nu een duidelijk standpunt innemen.
De salafisten vormen een ernstige bedreiging voor de wankele schreden op het pad naar de democratie. Na het aftreden van Mubarak heeft het leger gezegd zich te zullen inzetten voor de invoering van een burgerlijke democratie. Men kan echter van de militairen niet verwachten dat zij de huidige problemen oplossen. Het leger is immers niet opgeleid om landelijke politiek te bedrijven.