Na dood Bin Laden moet strijd tegen terrorisme vooral over beeldvorming gaan
De dood van Bin Laden is een belangrijke opsteker, maar de oorlog tegen het terrorisme wordt niet alleen met kogels gewonnen, schrijft dr. Beatrice de Graaf. De strijd moet nu vooral om de beeldvorming gaan.
De vraag is niet zozeer waarom het zo lang duurde voordat de Amerikanen Osama bin Laden vonden. Het is veel interessanter om uit te zoeken waarom ze hem nu wél in handen wisten te krijgen. Dat is zeker aan het gedegen speurwerk van de CIA te danken. Maar de Pakistaanse president Zardari gaf hierop een belangrijke aanvulling in The Washington Post van 3 mei. Het feit dat de CIA wist door te dringen in de kringen rond Osama geeft volgens hem vooral aan dat het draagvlak voor al-Qaida in Pakistan aan het afbrokkelen was. Denk maar niet dat deze operatie zonder informatie vanuit de Pakistaanse bevolking was gelukt.
Al sinds twee jaar stellen onderzoekers inderdaad vast dat al-Qaida zijn momentum aan het verliezen is. De desillusie over de gevolgen van de terroristische aanslagen onder moslims in de Arabische wereld neemt al langer toe. Tussen 2002 en 2010 nam het percentage moslims in het Midden-Oosten dat zelfmoordaanslagen gerechtvaardigd vindt, alleen maar af.
Waarom? Omdat het merendeel van de slachtoffers van het wereldwijde jihadistische terrorisme moslims zijn. De meeste doden –behalve de bijna 3000 doden van 11 september– vielen in landen zoals Irak, Afghanistan, Pakistan, Jemen en Saudi-Arabië. De aanwezigheid van al-Qaida, of aanverwante groeperingen, wakkert de onrust in de Arabische wereld alleen maar aan. Bovendien is er inmiddels een beweging opgestaan van jongeren die aantoont dat de Arabische waardigheid niet alleen door bloed en geweld hersteld kan worden, maar dat het ook mogelijk is met vreedzame protesten.
Terroristen zijn niet alleen uit op wraak, roem en erkenning van hun vijanden, ze hebben ook de praktische, logistieke en morele steun van hun achterban nodig. Hoe houden terroristen hun mensen dus bij de les? Door de beeldvorming te manipuleren. Ze moeten een verhaal vertellen dat verkoopt. Ze moeten zichzelf succesvol als strijders tegen onrecht en repressie neerzetten en hun vijand –vaak ”de overheid” of ”het Westen”– overtuigend kunnen demoniseren.
Bin Laden was niet voor niets zo belangrijk: hij slaagde erin een goed functionerende propagandamachine op te zetten, een eigen mediaorganisatie (al-Sahab) die tergende pr-videoboodschappen de ether in bleef sturen waarin het Westen als grote boosdoener werd afgeschilderd. Bin Laden was ook de persoon die de vele verschillende groepen die eigenlijk weinig met elkaar te maken hadden en hebben, wist te verenigen in de strijd tegen (hoofdzakelijk) de Verenigde Staten.
De dood van Osama is dan ook de ultieme psychologische nederlaag van al-Qaida, want het is de perfecte weerlegging van zijn eigen verhaal. Want hoe presenteerde Bin Laden zich? Als een strijder te paard, als een nederige jihadist die zijn rijkdommen opgaf om de strijd aan te gaan tegen het perfide Amerika dat op grote schaal moslims onderdrukte. En hoe is hij nu gestorven? Niet in het harnas of bij een spectaculaire zelfmoordactie, maar in een gerieflijk bed, omringd door vrouwen en kinderen. Hij is geen martelaarsdood gestorven, maar in handen van zijn vijanden gevallen en als woestijnstrijder in een zeemansgraf geëindigd.
Bin Laden heeft structureel, fysiek maar ook in propagandistische zin het onderspit gedolven. Dat is een mooie opsteker. Maar daarmee is de strijd om de beeldvorming nog niet gestreden. De dood van Osama opent nieuwe mogelijkheden voor de Amerikanen en voor de internationale gemeenschap als geheel. De psychologische strijd moet nu worden voortgezet, en zo mogelijk worden afgemaakt. Het verhaal van al-Qaida is ondermijnd. Maar welk verhaal heeft Amerika nu in de Arabische wereld te vertellen? Hoe dragen de operaties in Afghanistan en de voortgezette aanvallen met drones (onbemande vliegtuigen) bij aan de strategische communicatie van het Atlantische bondgenootschap?
President Obama gaf er in zijn toespraak blijk van dat hij precies weet hoe belangrijk het verhaal is dat je vertelt: dat het om recht en gerechtigheid ook voor moslims gaat. Verder heeft de NAVO onlangs een nieuw programma over strategische communicatie aangenomen. De strijd tegen het terrorisme, inclusief de oorlog in Afghanistan, is er nu bij gebaat dat het Westen die repressieve strijd minder hoog op de politieke agenda zet, minder inzet op steun aan autoritaire regimes, dat de VS wellicht ook de droneaanvallen eens evalueert.
Het lijkt erop dat het Witte Huis daar al langer op aanstuurt, tegen het verzet vanuit het Pentagon en de CIA in. Achter de schermen is er nog genoeg gedegen inlichtingenwerk te verrichten, maar voor de bühne is het tijd voor een nieuw verhaal van vrijheid en recht in de Arabische wereld.
De auteur is onderzoeker aan het Centrum voor Terrorisme en Contraterrorisme (CTC) van de Universiteit Leiden.