„We zullen die yankee doden”
De oesterman Bastiaan Broere uit Yerseke emigreerde in 1849 naar de Verenigde Staten. In 1860 ging hij zijn geluk in het Zuiden beproeven. Nog maar net verhuisd, raakte hij verwikkeld in de Amerikaanse Burgeroorlog. Hij ontsnapte diverse malen ternauwernood aan de dood. Berooid kwam hij in het Noorden terug, vervuld van „dankbare en ootmoedige blijdschap” over zijn behoud: „Waarlijk, de Heere en de Heere alleen had ons geholpen.”
Bastiaan Broere werd in 1822 in Yerseke geboren. Hij was de jongste van een gezin van twaalf kinderen. Zijn vader overleed toen hij acht jaar oud was. Net zoals zijn familie, verdiende Bastiaan de kost als oestervisser. Veel onderwijs kan hij niet genoten hebben, want het lezen moest hij zichzelf aanleren.
Van zijn jeugd af aan hoorde hij vaak uit de Bijbel lezen en bezocht hij veel kerkdiensten. Of hij in een hervormd of in een afgescheiden gezin opgroeide, weten we niet. Rond zijn twintigste jaar raakte de visser in een religieuze crisis. Hij durfde hierover niet met mensen te praten. Heimelijk nam hij de Bijbel van zijn moeder weg.
In zijn kooi gekomen, staarde hij naar de woorden, maar hij kon ze niet lezen. Hij kende wel wat letters, maar het gotische schrift van de Bijbel was hem vreemd. „Avond aan avond zat ik op die letters te turen, biddende en zuchtende of ik ze toch verstaan mocht, totdat ik eindelijk na lang tobben en veel inspanning bevatting van het lezen gekregen heb.” In de Bijbel vond hij nu troost. Hij kreeg vrijmoedigheid om zich bij de afgescheidenen te voegen.
Het was diezelfde Bijbel die zijn leven nog een heel andere wending gaf. De afgescheiden gemeenten werden in Nederland verdrukt. In diezelfde tijd kwamen er enthousiaste brieven van emigranten uit de Verenigde Staten. Ze prezen de vrijheid van godsdienst. Het leidde tot een emigratiekoorts in de late jaren 1840. Een groot gezelschap Zeeuwse afgescheidenen vertrok in 1847 onder leiding van de predikant Cornelis van der Meulen. Zij verlieten „een zinkend land”, aldus Van der Meulen, „welks bronnen van welvaart de Heer zigtbaar toont te stoppen.” In de staat Michigan stichtten ze het dorp Zeeland. Hun welvaart was er niet groot, maar de vrijheid van godsdienst vonden ze veel belangrijker.
„Vlucht met hopen”
Ook Broere werd door de emigratiekoorts aangestoken. Zijn materiële omstandigheden noopten hem niet tot vertrek, maar Nederland keerde de waarheid de rug toe, en daarom wilde hij weg. Zijn moeder wilde hem niet laten gaan. „Moeder!” wierp Bastiaan tegen, „laat ons Gods Woord opslaan en zien wat de wil des Heeren is.” In Jeremia 6:1 („Vlucht met hopen”) vond de jonge visser gerede aanleiding tot vertrek. In 1849 zette hij voet aan wal in New York. Dat er sprake was van emigratiekoorts blijkt wel uit het getal van 1855 personen die in datzelfde jaar Nederland verlieten en in de Nieuwe Wereld een betere toekomst zochten.
Broere ging per stoomboot van New York naar het dorp Zeeland. Hij vond werk bij een boer in Grand Rapids. Maar hij verstond het Engels niet en het boerenwerk maakte hem diep ongelukkig. Hij wilde terug naar Nederland. In Grandhaven en Buffalo verdiende hij de dollars waarmee hij naar New York kon terugreizen. Daar aangekomen, werd hij door een agent van een scheepvaartmaatschappij bedrogen. Toen hij eenmaal weer genoeg geld had om een passage naar Nederland te boeken, voelde hij innerlijke weerhouding. Het was of God hem terughield.
In het dorpje West Sayville op Long Island vatte hij zijn oude beroep van oestervisser weer op. Hij vond een vrouw en werd door dominee Wust van de afgescheiden gemeente in New York in het huwelijk bevestigd. Er volgden gelukkige jaren in West Sayville. Broere kreeg zeven kinderen en leefde enigszins geïsoleerd. Hij had weinig contacten. Zondags hield hij thuis godsdienstoefeneingen die door enkele Nederlandse gezinnen werden bijgewoond.
Yankees
Tot zo ver past zijn verhaal in het stramien van de Nederlandse emigrant, zoals er duizenden zijn geweest: op zoek naar werk en geluk, na verschillende omzwervingen eindelijk een vaste plek, en daar in relatieve eenvoud en isolement een stil en gerust leven leidend. Maar de spannendste bladzijden uit de ”Korte beschrijving van het leven van en de wonderbare leidingen Gods met Bastiaan Broere” (1887) moeten dan nog komen.
Terwijl het gezin Broere zich uitbreidde, liepen de inkomsten in West Sayville terug. Broere ging op onderzoek uit in de staat Virginia en meende in de stad Norfolk een goede economische toekomst te hebben. Het is onduidelijk wat voor beroep hij daar wilde gaan beoefenen. Hij huurde er een huis en in 1860 trok het gezin zuidwaarts.
Binnen enkele maanden, het was inmiddels 1861, verklaarde Virginia zich onafhankelijk van de noordelijke staten. De Amerikaanse Burgeroorlog was uitgebroken. De haat tegen de noorderlingen, die yankees werden genoemd, was groot. De angst sloeg Broere en zijn vrouw om het hart. Ze namen de wijk naar het dorpje Lynnhaven Bay.
Ze konden hier wat rustiger leven, maar de strijd om het dagelijks brood was nijpend. Broere kon nauwelijks ergens geld verdienen. Het voedsel was duur en schaars. Graan was onbetaalbaar en het brood dat van tarwe werd gebakken –zonder gist bovendien– was voor de kleine kindermaagjes nauwelijks te verdragen. Dochter Geertruida werd ziek en zou sterven als er geen ander voedsel voor haar gevonden kon worden. Dat de God van Elia nog leefde, bemerkte Broere toen zich ongevraagd een huiskat aandiende. De kat ging op jacht en bracht keer op keer een haas mee naar huis. Daarmee bereidde moeder Broere het voedsel dat Geertruida zo nodig had.
Toen Broere eens met een bootje in de baai voer, werd hij door een hevige storm overvallen. Hij raakte vast op een zandbank en de storm woei het water rondom hem weg. Daar viel zijn oog op een grote menigte oesters. Niemand had ze ooit ontdekt. De volgende dag viste hij zijn boot vol met het kostbare zeebanket. Van een boer leende hij een kar en een ezel en hij verkocht zijn oesters in de stad tegen een goede prijs. Hij laadde zijn kar vol met levensmiddelen en kleding, en reisde dankbaar terug.
Arme negerslaaf
Het gezin was intussen bevriend geraakt met een arme negerslaaf, „die onder een bijna zwarte huid een blanke oprechte ziel verborg.” De slaaf had gemerkt dat het gezin godsdienstig was en gaf te kennen dat hij graag de Bijbel wilde leren lezen. Op het geven van onderwijs aan slaven stond de doodstraf, maar Broere twijfelde geen moment. Zijn oudste dochter, Mina van tien, beheerste het Engels het best. ’s Avonds in het donker sloop de neger geruisloos naar hun huisje, en na enkele maanden kon hij zelf de Bijbel lezen.
Intussen ontving Broere een dwangbevel om zich onder de wapenen te begeven. Goede raad was duur. Moest hij tegen het Noorden gaan vechten? Hij stapte in zijn roeiboot en liet zijn gezin achter. Via de baai bereikte hij de oceaan en passeerde ongemerkt de kustwacht. Via open zee hoopte hij het Noorden te bereiken. Spoedig ontwaarde hij een schip dat voor anker lag. Hij werd bereidwillig aan boord gehaald.
Broere meende dat hij op een schip van de noorderlingen was gekomen, maar hij vergiste zich deerlijk. „Ofschoon geen Engelsch kunnende lezen, wel een weinig spreken, maar beter nog verstaan, bemerkte ik ras dat ik het onderwerp van hun gesprek was.” Hij kreeg de schrik van zijn leven. De mannen zeiden tegen elkaar: We zullen die yankee doden. Ze wilden wachten tot de negerslaven zich naar hun kooien hadden begeven, zodat die niet onverhoopt zouden ingrijpen.
Juist toen zij hun snode daad wilden uitvoeren, stak een zware storm op. Aan Broere werd niet meer gedacht. De volgende ochtend vroeg hij zijn roeiboot terug, maar de kapitein antwoordde: „No, no sir! We kill one yankee today, anyhow.” De matrozen zeiden tegen elkaar: „Wat geef je erom, hij gaat toch immers zichzelven verzuipen?” gaven hem zijn boot terug en zetten hem in zee.
Broere slaagde er in het Noorden te bereiken en keerde in zijn huisje op Long Island terug. Hij verkeerde enkele weken in grote ongerustheid over zijn gezin. Toen kwam het bericht dat de stad Norfolk op de zuiderlingen was veroverd. Hij haastte zich terug, maar Lynnhaven Bay bleek nog in handen van de zuiderlingen. Weer moest Broere zijn leven wagen. De slavenhouders uit zijn omgeving hadden namelijk na zijn vlucht tegen elkaar gezegd: „Hangen is te goed voor hem, branden moet hij.” Na zeven uur lopen kwam hij thuis.
Broere, zijn vrouw, zeven kinderen en de „black walnuttafel” gingen in een roeiboot en wisten wederom veilig de noordelijke zone te bereiken. Per stoomboot en spoortrein kwamen ze in West Sayville aan. „O de herdenking van die eerste dagen, toen ik weder in mijne, nu meer dan ooit lief geworden woning was teruggebracht, doet mij niet zelden tranen van dankbare en ootmoedige blijdschap storten. Toen, ja toen richtte ik mijn Eben-Haëzer op; waarlijk, de Heere en de Heere alleen had ons geholpen, Hem alleen zij de eere!”
Broere vatte zijn oude beroep weer op. Hij heeft zijn kindskinderen mogen zien en overleed in 1904 in de gezegende ouderdom van 82 jaar.