Commentaar: Bloedbad Alphen: Laten we even sprakeloos zijn
’t Zal de afgelopen dagen vaak gezegd zijn: Er zijn geen woorden voor. En inderdaad, bij een drama zoals zich dat zaterdag in Alphen aan den Rijn voltrok, is het verstandig om eerst onze woorden eens te wegen voor we ze uitspreken. De drie vrienden die de oudtestamentische Job bezochten, waren zeven dagen stil toen ze zagen hoe groot het verdriet was. En zelfs daarna waren de uitgebreide gesprekken die ze hadden, lang niet allemaal even doordacht en verstandig.
Vanzelfsprekend zullen de komende dagen allerlei deskundigen hun mening geven over de psychologische achtergronden van Tristan van der V. Er waren zaterdagavond al bespiegelingen over wapenbezit door suïcidale jongemannen en over Mitnahme-Selbstmord, beschouwingen over de toenemende onveiligheid in ons land en vragen over de hulpverlenende instanties en de politie.
Een columnist in de Volkskrant legde daar maandagmorgen fijntjes de vinger bij: „In vroeger tijden werd na een tragedie als die in Alphen aan den Rijn gewezen op de ondoorgrondelijke bedoelingen van God.” Maar „nu God in onze contreien geen rol van betekenis meer speelt” gaat de samenleving direct op zoek naar allerlei schuldigen zoals falende instanties of andere verantwoordelijken.
In plaats daarvan is het beter om eerst even de hand op de mond te houden, zoals Jobs vrienden, en stil te staan bij de diepere boodschap van wat hier werkelijk gebeurd is. Nederland wordt geconfronteerd met de plotselinge dood van zeven mensen. Dat plaatst ons niet alleen voor vragen die niet vluchtig beantwoord mogen worden, maar herinnert ons eerst op een ruwe manier aan de realiteit van leven en dood.
Opvallend was dat meerdere ooggetuigen zaterdag zeiden dat het leek of ze in een film beland waren, alsof het niet echt was. Enerzijds gelukkig: de werkelijkheid in ons land is zo dat dit soort drama’s zelden voorkomt. Maar aan de andere kant: ons leven is kennelijk broos en kwetsbaar, terwijl het einde ervan definitief en onherroepelijk is. De ooggetuigen en nabestaanden, ook de ouders van de dader, ze weten nu dat het wel werkelijkheid is.
Juist dát moet voor ons, Nederlanders, christen of niet, de belangrijkste les zijn: Het leven is een damp, de dood wenkt ieder uur. Dat de mens in het paradijs is afgeweken van God, eist iedere dag weer een zware tol.
Maar laat daar ook die andere les aan verbonden zijn: De dood heeft niet het laatste woord, er is een leven na dit leven. Ook Job wist daarvan en dat nam voor hem de angel uit de dood weg: „Want ik weet: mijn Verlosser leeft.”
Zulke lessen leveren winst op en alleen daaraan valt werkelijk troost te ontlenen. Het bewaart ook voor grote of zelfs weerzinwekkende woorden over de dader, die zelf eveneens slachtoffer is. Bovendien: de trieste gedachte van de Volkskrantcolumnist, dat God in onze contreien geen rol van betekenis meer speelt, wordt daarmee ontmaskerd als een leugen. Zelfs al begrijpen we Zijn handelen niet. Dan past het om even sprakeloos te zijn.