Libische rebellen moeten vuile werk doen
Elke middag is er een demonstratie in Benghazi, de tweede stad van Libië die nu hoofdkwartier van de rebellen is. Duizenden mensen zwaaien met de nieuwe vlag –rood, groen en zwart– en schreeuwen anti-Gaddafileuzen. Er zijn zelfs Amerikaanse vlaggen te zien en borden met ”Bedankt Sarkozy”, om de dankbaarheid te tonen over het NAVO-ingrijpen.
Een ongebruikelijk gezicht in de Arabische wereld: meestal wordt de stars-and-stripes publiekelijk verbrand. Op het grote plein in het centrum achter de boulevard, met uitzicht over de Middellandse zee, flaneren families met kinderen. Mensen nemen een kijkje in de tientallen tenten, waarvan sommige etalages getooid zijn met spotprenten van Gaddafi. Andere stands geven gratis kopjes thee weg of verkopen vlaggen, stickers of petjes in de nieuwe nationale driekleur.
Maar revoluties zijn niet gemakkelijk. Er komt meer bij kijken dan het zwaaien met een nieuwe vlag. De Libiërs weten er inmiddels alles van. Bij de westerburen in Tunesië verdween president Ben Ali redelijk snel met de staart tussen de benen, nadat het volk de straat opging. De grote buurman in het oosten, Mubarak, leek aanvankelijk een hardnekkiger heerser, maar ook hij koos eieren voor zijn geld en vertrok na enkele weken van aanhoudende demonstraties.
Er vielen bij beide omwentelingen doden. Revoluties zijn vrijwel nooit vreedzame aangelegenheden. „You can’t make an omelet without breaking eggs”, drukte Lenin het ooit cynisch uit. Maar bloedbaden op de schaal van de Chinese studentenopstand op het Plein van de Hemelse Vrede in 1989 bleven gelukkig uit.
Kolonel Gaddafi bleek de uitzondering in de Arabische wereld. Hij was niet onder de indruk van vreedzame demonstraties en zette machinegeweren en sluipschutters in tegen ongewapende mensen. De kolonel, die in 1969 aan de macht kwam, is natuurlijk een geval apart. Al snel ontpopte hij zich als een onvoorspelbare zonderling. De olierijkdommen van het land kwamen niet ten goede aan de bevolking. Liever spendeerde Gaddafi zijn geld aan zijn linkse hobby’s: het steunen van de PLO, schimmige revolutionaire bewegingen in Afrika en terroristische organisaties.
De Zwarte Septemberbeweging die in 1972 een bloedbad aanrichtte op de Olympische Spelen in München, de moordzuchtige RUF-rebellen die dood en verderf zaaiden in Sierra Leone, ze stonden allemaal op de loonlijst van Gaddafi. Na de aanslag op een passagiersvliegtuig boven het Schotse Lockerbie in 1988 werd Gaddafi een internationale paria.
De man bleek echter een overlevingskunstenaar en een rasopportunist. Toen hij zag wat er met collega-dictator Saddam Hussein gebeurde, begon hij zich wat gematigder op te stellen. In 2003 verkondigde hij zijn nucleaire programma stop te zetten. Westerse leiders, Tony Blair voorop, stonden in de rij om de nieuwe Gaddafi te omarmen. Zijn excentrieke streken werden glimlachend aangezien.
Maar met de huidige opstanden in het Midden-Oosten liet Gaddafi zijn ware aard weer zien: een op macht beluste dictator die geen middel schuwt om zijn positie veilig te stellen.
Maar zijn positie wankelt. Over de helft van het land heeft Gaddafi de controle verloren. In het rebellenbolwerk Benghazi heerst nu een Revolutionaire Raad als voorlopige nieuwe regering over de ‘bevrijde’ gebieden in het Oosten. Maar Tripoli is ver weg van Benghazi. Daartussen ligt een enorme, lege woestijn met om de 100 kilometer een stadje van hooguit enkele duizenden inwoners.
De frontlijn verschuift soms op een dag enkele honderden kilometers. Een week later moet een van de partijen zich dan weer terugtrekken en alle terreinwinst prijsgeven.
Een woestijnoorlog vergt andere tactieken. Rebellen, revolutionairen en guerrilla’s moeten het meestal hebben van een omgeving waarin ze zich gemakkelijk kunnen terugtrekken en verschuilen, om dan bij verassing tevoorschijn te komen en toe te slaan en weer te verdwijnen. In de woestijn gaat dat niet.
Momenteel is er duidelijk een patstelling. De rebellen zijn enthousiast maar ongeorganiseerd, en hebben gebrek aan zware wapens. Hebben ze eenmaal een stadje veroverd, dan blijven ze rondhangen op de hoofdweg om de overwinning te vieren, in plaats van het saaie maar noodzakelijke werk te doen: bunkers bouwen, loopgraven maken, zandzakken vullen, de bevoorrading veiligstellen.
Gaddafi kan het offensief van de rebellen afslaan, maar heeft op zijn beurt weer te weinig materieel en manschappen om de rebellie in het oosten neer te slaan. Het Westen, met Amerika voorop, is huiverig om een derde oorlog in het Midden-Oosten te beginnen. Rechtse critici verwijten de Amerikaanse president Obama gebrek aan daadkracht, mensen aan de linkerkant van het westerse politieke spectrum verwijten Obama de zoveelste invasie in het Midden-Oosten. Maar volgens velen doet het Westen er verstandig aan zich niet mee te laten slepen in een nieuwe oorlog en zich te beperken tot het voorkomen van een genocide door de zware wapens en de luchtmacht van Gaddafi onschadelijk te maken.
Hoe complex de situatie wel is, bleek de afgelopen dagen toen het Westen per ongeluk rebellentroepen bombardeerde. Het Westen kan steun geven, maar de rebellen moeten het vieze werk op de grond toch zelf opknappen. En het ziet ernaar uit dat nog wel een tijdje zal duren.