Economie

Schenkingsrecht goede doelen onterecht

Het fiscaal al dan niet stimuleren (of belemmeren) van giften staat de laatste tijd in de belangstelling.

7 April 2011 09:46Gewijzigd op 14 November 2020 14:25

Dat is af te leiden uit de plannen in het regeerakkoord (de ‘geefwet’), diverse Kamervragen, brieven van de Belastingdienst inzake de vrijwilligersgift en uit de gestage stroom van rechterlijke uitspraken.

Recent is er bijvoorbeeld een belangwekkende gerechtelijke uitspraak geweest inzake een slepende procedure over het schenkingsrecht voor goede doelen. De uitspraak biedt overigens ook inzicht in de toepassing van het zogenoemde gelijkheidsbeginsel.

De zaak ging over een stichting die fondsen werft voor een vakantiedorp. Het vakantiedorp biedt de mogelijkheid voor kinderen die aan een levensbedreigende ziekte lijden om met hun familieleden een vakantie in het dorp door te brengen.

Tot en met 2005 moest de instelling 8 tot 11 procent schenkingsrecht betalen over de (grotere) giften die zij ontvangen had. Ze kon in aanmerking komen voor dit verlaagde tarief omdat zij sinds 2000 was gerangschikt als algemeen nut beogende instelling (anbi) volgens het toenmalige recht. In 2004 had zij het mooie bedrag van 755.006 euro geschonken gekregen en hierover moest derhalve ruim 80.000 euro schenkingsrecht worden betaald.

De stichting was er echter achter gekomen dat het Rode Kruis en het Prins Bernhard Cultuurfonds in de periode van 1946 tot 2004 volledige kwijtschelding van schenkingsrecht hadden verkregen. Daarom had de stichting ook een beroep gedaan op de kwijtscheldingsregeling, omdat zij als anbi immers vergelijkbaar was met het Rode Kruis. Zij deed in dat kader bij de rechter een beroep op het gelijkheidsbeginsel.

Het gerechtshof in Den Bosch gaf de stichting gelijk, maar de Belastingdienst was het niet eens met deze beslissing en stapte naar de Hoge Raad. Die oordeelde op 26 februari vorig jaar dat de stichting alleen met succes een beroep op het gelijkheidsbeginsel kon doen indien het Rode Kruis bewust was begunstigd door de fiscus. En dit oogmerk van begunstiging zou er volgens de Hoge Raad niet zijn indien de fiscus het Rode Kruis onvoldoende had gecontroleerd in de loop der jaren (indien de fiscus dus nalatig was geweest om de voorwaarden voor de kwijtschelding bij het Rode Kruis na te gaan). De Hoge Raad verwees de zaak naar het hof in Arnhem om dit nader te onderzoeken.

Dit gerechtshof is recent tot een uitspraak gekomen. Even terug in de geschiedenis: al in 1946 stond in de wet dat de minister van Financiën kwijtschelding van schenkingsrecht mocht verlenen bij schenkingen die aan een bepaald tijdstip of bepaalde gebeurtenis zijn gebonden.

De minister maakte van deze mogelijkheid gebruik door kwijtschelding van schenkingsrecht te verlenen aan het Rode Kruis (na de oorlog in 1946), het Nationaal Rampenfonds (zoals bij de watersnoodramp in 1953) en het Prins Bernhard Cultuurfonds.

In de loop der jaren ging het Rode Kruis echter ook continu voorzien in sociale behoeften van inwoners van Nederland. Te denken valt aan eenzaamheidsbestrijding en een thuis bieden voor zieke kinderen. Deze hulp is dus niet aan een bepaalde gebeurtenis verbonden. De inspecteur moest bij de zitting dan ook bekennen dat het Rode Kruis in ieder geval in de periode van 2001 tot en met 2004 niet voldeed aan de wettelijke voorwaarden voor kwijtschelding. En nee, er was gedurende 55 jaar ook niet gecontroleerd of het daaraan voldeed. Maar, opperde hij, vermoedelijk was er miscommunicatie geweest tussen de desbetreffende afdeling van de Belastingdienst en het ministerie.

Het gerechtshof vond het echter niet erg geloofwaardig dat deze onduidelijkheid zo lang was blijven bestaan. Bovendien waren al in 2003 de eerste bezwaarschriften bij de Belastingdienst binnengekomen over dit onderwerp.

Daarnaast had de staatssecretaris al in 2004, naar aanleiding van de bevoordeling van de bewoners van Vinkenslag, een woonwagenkamp bij Maastricht, aangegeven dat de kwijtschelding voor het Rode Kruis te ruim werd toegepast. Volgens het gerechtshof is er dus sprake geweest van een oogmerk van begunstiging.

De stichting heeft daarom gelijk en het schenkingsrecht over 2004 hoeft zij niet meer te betalen. De staatssecretaris van Financiën heeft aangegeven dat hij niet nogmaals in cassatie gaat bij de Hoge Raad.

De zaak biedt dus een inkijkje in de toepassing van het gelijkheidsbeginsel: welbewuste begunstiging bij de een kan dus leiden tot belastingvoordelen voor de ander, mits het om volstrekt gelijke gevallen gaat. Het luistert dus allemaal wel nauw.

Wie zich overigens benadeeld voelt, kan zich ook beroepen op het feit dat de meerderheid van vergelijkbare gevallen voordelig wordt behandeld. Dat is voor belastingplichtigen meestal lastig te bewijzen.

Hoe dan ook: goede doelen en andere anbi’s die op tijd in bezwaar zijn gegaan tegen hun aanslag schenkingsrecht zullen nu veelal hun gelijk krijgen. Inmiddels is het schenkingsrecht voor anbi’s afgeschaft, dus voor het heden speelt een en ander geen rol meer.

De auteur is werkzaam bij de belastingadviespraktijk van PwC. Reageren aan scribent? fiscaliteiten@ refdag.nl

Meer over
Fiscaliteiten

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer