Voor een stuk grond van 0,5 vierkante meter moet in Peking op z’n minst 7500 euro worden neergelegd. Dat is meer dan het gemiddelde jaarinkomen van een gewone arbeider. In Shanghai kost een graf minimaal 4300 euro. Daarentegen kost diezelfde oppervlakte in een appartement in het centrum van een van die steden ongeveer 1600 euro.

De prijs voor een plek op een begraafplaats is mede zo duur omdat er maar weinig van deze faciliteiten zijn. China telde in 2009 slechts een kleine 1800 begraafplaatsen. Peking telt vijf kerkhoven. Gevreesd wordt dat in Shanghai binnen tien jaar een tekort aan plaats voor de doden ontstaat.

Handelaren zien deze omstandigheden als een lucratieve mogelijkheid. Ze kopen op grote schaal graven op, om die later tegen hogere prijzen door te verkopen. Daarnaast vinden Chinezen het moeilijk om af te dingen op de prijs van graven, omdat voorouderverering een zeer belangrijke rol speelt in de samenleving. Korting krijgen op de plek waar voorouders worden begraven, geeft veel mensen een onaangenaam gevoel.

Jaarlijks sterven in China negen miljoen mensen, van wie de helft wordt begraven. Dinsdag is het Qingming, een soort Chinees Allerheiligen. Veel mensen gaan naar de graven van hun overleden familieleden om die schoon te vegen. Ze laten voedsel, wijn en nepgeld achter, zodat de overledene die spullen in het hiernamaals kan gebruiken.