Nog veel vragen bij NAVO-actie Libië
DEN HAAG – De NAVO-actie in Libië is nog steeds met veel vragen omgeven. Twee dagen nadat het bondgenootschap het commando van de militaire operatie daadwerkelijk overnam, was er altijd nog geen duidelijk doel.
Dat bleek vrijdag tijdens de bijeenkomst van de denktank Atlantische Commissie over de NAVO en de Arabische wereld in Den Haag.
Dr. Rolf Schwarz, docent aan de Midden-Oostenafdeling van de NAVO-krijgsschool in Rome, noemde bijvoorbeeld de „gewenste eindsituatie” als thema waarover weinig helderheid bestaat. „Wat willen we eigenlijk bereiken? En welke rol zou de NAVO kunnen spelen als het huidige regime vertrekt? Het antwoord op die vragen weten we niet. Voor een groot deel zijn het vragen die door de NAVO-bondgenoten moeten worden beantwoord, maar die denken niet over alles hetzelfde.”
Prof. Marianne van Leeuwen, hoogleraar Euro-Amerikaanse betrekkingen aan de Universiteit van Amsterdam, wierp de tegenstelling van waarden en belangen op tafel. „De bescherming van de bevolking komt voort uit onze waarden. Maar waarom bieden we die dan in Libië en niet in andere landen? Dat suggereert dat er een hiërarchie in waarden bestaat. Of dat er toch belangen meespelen, waardoor het ene land hoger scoort dan het andere.”
Van Leeuwen wees rond dat vraagstuk ook op de snelle aanpassing van het taalgebruik. „Mubarak noemen wij nu een dictator, terwijl we dat alle dertig jaar dat het Westen hem in het zadel heeft gehouden, nooit hebben gedaan. Hetzelfde geldt voor Gaddafi. Recent werd hij nog ontvangen op het Elysée en noemde de Britse oud-premier Blair hem in zijn memoires een leider die „echt veranderd” was. We zijn hem pas kortgeleden dictator gaan noemen.”
De hoogleraar waarschuwde voor te groot optimisme over de Libische rebellen. Je kunt bij hen niet zomaar een democratische gezindheid veronderstellen. „De mensen onder hen met bestuurlijke ervaring hebben vrijwel zonder uitzondering bloed aan hun handen. Dat is overal zo in de Arabische wereld.”
Die laatste constatering kan de Europese Unie later nog voor een dilemma plaatsen. Want prof. Van Leeuwen ziet voor de EU wel een rol in de opbouw van de samenleving. „Europa heeft in dat opzicht een grotere geloofwaardigheid dan de Verenigde Staten.”
Nu al is duidelijk dat er sprake is van groot achterstallig onderhoud in de Libische samenleving.
Wat de NAVO kan doen in de wederopbouw van Libië is niet duidelijk, meent Schwarz. „Voorlopig beperkt het bondgenootschap zich tot het beschermen van de bevolking. Dat past ook in de nieuwe kerntaak van de NAVO die tijdens de top in Madrid is aangenomen, namelijk crisismanagement.”
Van Leeuwen is ietwat geschrokken van de huidige discussie in het bondgenootschap over het bewapenen van de rebellen. „Past dat ook al in het beschermen van de bevolking? Door wapens het gebied in te brengen, kun je ook groter geweld stimuleren. Dat leidt dus tot het tegengestelde, namelijk onveiligheid voor de burgers.”
De rol van de Verenigde Staten in de huidige kwestie noemt Van Leeuwen die van de „gebruikelijke pendule.” „Aanvankelijk wilde Amerika geen nieuwe militaire operatie. Begrijpelijk, want de peilingen zeggen dat de bevolking dat niet wil. Maar zodra er eenmaal actie is, gaan de Amerikanen er ineens voor 100 procent voor. Er zijn zelfs al commando’s van de CIA in het gebied.”
Naast Amerika en Frankrijk noemde Schwarz Turkije als een land dat een „sleutelrol” vervult. „Dat land heeft een ongelooflijk prestige in de Arabische wereld. Omdat het ook NAVO-lid is, kan het een brugfunctie vervullen naar het Westen.”
Naarmate de operatie langer duurt, vormt die ook een gevaar voor de NAVO zelf. Er is namelijk doorlopend gevaar dat het bondgenootschap in deze burgeroorlog partij kiest en zijn neutraliteit opgeeft. Schwarz: „Sommige lidstaten laten nu al weten aan welke kant ze staan, namelijk van de rebellen en tegen Gaddafi. Het is juist daarom dat de NAVO als geheel zich zo strikt beperkt tot de letter van de VN-resolutie: de bescherming van de bevolking tegen agressie van beide kanten.”