„Het moet naar de essentie toe”
„Wij predikanten zijn geneigd om zó te willen preken…” Emeritus predikant dr. J. Ridderbos uit Assen toont een afbeelding van Rembrandts ”Het offer van Izak”, een schilderij vol dramatiek en felle contrasten. „Daar luisteren de mensen graag naar.”
Dan haalt hij een eenvoudige ets van ”Het offer van Izak” tevoorschijn, eveneens van Rembrandt. „Maar ik denk dat dit beeld sterker is. De kunstenaar heeft alles weggelaten wat niet tot de kern behoort. Alle toneelspel is verdwenen.” Tussen het schilderij en de ets zit tien jaar tijd. Een eenvoudig schetsje is overgebleven. „Zó zou ik nu willen preken. Het moet naar de essentie toe.” Een gesprek met een man uit de calvinistische Schrifttraditie over de wereld van de kunst.
Jan Ridderbos is een telg uit een vermaard theologengeslacht. Prof. dr. H. N. Ridderbos was zijn ”oom Herman”, de Kamper hoogleraar dr. J. Ridderbos zijn grootvader. Ook zijn vader was hoogleraar theologie, in Amsterdam: „Hij was volstrekt onbekend en gaf ook totaal niet om welke vorm van roem dan ook.”
Zelf studeerde Jan Ridderbos ook theologie, werd predikant, promoveerde en is inmiddels emeritus predikant binnen de PKN. „Als je mij opensnijdt, komt er een gewone gereformeerde jongen uit.”
Als kind woont Jan Ridderbos in Amsterdam. Zijn moeder neemt hem mee naar het Stedelijk Museum –moderne kunst– en naar het Rijksmuseum. Ze leert hem zodoende naar kunst te kijken. „Kunst waarderen”, zegt dr. Ridderbos, „kan eigenlijk alleen als je daarin ook getraind bent. Voor beginners zijn alle takken van de kunst behoorlijk ontoegankelijk.”
Zijn moeder komt vaak uit de kerk met het idee dat de preek over haar hoofd heen is gegaan. „Maar als we thuis waren, ging ze achter de piano zitten en zong liederen van Johannes de Heer. Dan begon voor haar de zondag eigenlijk pas.” Ook dr. Ridderbos heeft het gevoel dat soms muziek of kunst de Bijbelse boodschap beter kan overbrengen dan vele van zijn preken. „Ik heb van Rembrandt meer geleerd dan ik uit vele geleerde Bijbelcommentaren heb geleerd.”
Niet goed genoeg
Als predikant van de gemeente Zwolle-Berkum begint hij daarom met het exposeren van kunst in het kerkgebouw. Samen met een groep gemeenteleden gaat hij geregeld op pad, op zoek naar kunst die niet alleen de muren van de kerk moet sieren, maar ook tijdens de eredienst zou kunnen functioneren. Het moderne pand met vele witte muren leent zich er volgens hem goed voor om kunst op te hangen.
De predikant vindt het bij het selecteren van kunstwerken belangrijk dat de kunst van goede kwaliteit is. „Het beste is niet goed genoeg voor onze Heer, hoor je wel eens zeggen. We moeten in de kerk geen genoegen nemen met alleen welwillende amateurs. Er zijn veel mensen die zich kunstenaar noemen. Maar als ik het zie, doe ik het liefste mijn ogen dicht. Dan denk ik: Prima dat je schildert, maar doe het voor jezelf. Ik laat toch ook niet alles van mezelf zien? Mijn postzegelverzameling bestempel ik toch ook niet als religieuze kunst?”
Kunstenaars hoeven niet per definitie Bijbelse thema’s te schilderen, maar hun werken moeten wel een inhoud hebben die aansluit bij een Bijbelse beleving van het leven, vindt dr. Ridderbos. Hij zegt vanaf de kansel liever naar een schilderij van een niet-christen te kijken waaruit de vergankelijkheid van het aardse of de verwondering over de schepping straalt, dan naar een overduidelijk christelijk bedoeld schilderij over blijdschap dat niets van innerlijke vrede met God laat zien.
Op deze manier selecteert hij kunstwerken en kunstenaars. De Zwolse kunstenaar Henk Heideveld bijvoorbeeld, die tenslotte dichtbij woont en zich presenteert als specialist op het gebied van religieuze kunst, volgt hij wel, maar hij nodigt hem niet uit: „Ik moet een binding met een kunstenaar en zijn werk hebben. Dat is ook heel belangrijk.”
Plaats gekregen
Kunstenaar Ab Wouters daarentegen werd wel uitgenodigd. Hij was op dat moment docent aan de Zilveracademie in Schoonhoven en een trouwe kerkganger in Amsterdam-Zuid. Maar dat laatste weet dr. Ridderbos dan nog niet. Het werk van Wouters spreekt hem aan, al is het niet eens zo openlijk religieus. Het gaat om platen met ingelegd metaalwerk die blijk geven van een groot technische vakmanschap en heel kostbaar zijn door het gebruik van dure materialen.
Het verzekeren van de kunstwerken kost veel tijd en geld. Toch doen ze het. Later blijkt dat deze kunstenaar ernstig ziek is, uiteindelijk zelfs te ziek om de tentoonstelling nog te kunnen bezoeken. Zijn vrouw komt wel en doet haar man voor zijn sterven nog uitgebreid verslag.
„Voor deze man was het van uitzonderlijk belang dat zijn kunst een keer in een kerkgebouw mocht hangen. Het was voor hem een soort late erkenning dat hij er als kunstenaar mocht zijn, óók in de kerk.”
Dr. Ridderbos is dankbaar dat hij –onwetend van dit alles– zo veel voor deze man mocht betekenen. „Christenkunstenaars zoeken ook in de kerk een plek om herkend en erkend te worden. Juist omdat het geloof en de Bijbel zo’n belangrijke rol voor hen spelen.” Na een korte stilte: „Dat geldt bijvoorbeeld evenzeer voor homofielen. Ook voor hen is het, vanwege de waarde die ze hechten aan het geloof, belangrijk dat er binnen de gemeente aandacht voor hen is.”
Vakmanschap
Wat dr. Ridderbos nooit zo had verwacht: de gemeente van Zwolle-Berkum, die voor een aanzienlijk deel uit agrariërs bestaat, toont belangstelling voor de kunstenaars. „Het is meerdere malen gebeurd dat ze aan de koffietafel een kunstenaar aanschoten met een houding van: „Wij hebben een vak, dat weet iedereen, maar jij hebt ook een vak. Vertel ons eens wat dat vak inhoudt.” Ze zagen dat de kunstwerken kwaliteit hadden, vakmanschap uitstraalden. Volgens mij is het zien en erkennen van vakmanschap een van de ingangen om kunst te gaan waarderen. En daarom vond ik het bijna ontroerend om zulke gespreksmomenten gade te slaan.”
Dr. Ridderbos zou kunstenaars mede-uitleggers van de Schrift willen noemen. „Soms zou ik alleen maar een schilderij voor me willen houden op de kansel en zeggen: Dit bedoel ik nou. Ik doe het niet, maar ik zou het wel willen.” Als voorbeeld van zo’n kunstwerk toont hij een afbeelding van de kunstenaar Giovanni Dalessi: de verschijning van de Heere Jezus als Tuinman aan Maria Magdalena, de dag na Zijn opstanding. „Vaak worden Goede Vrijdag en Pasen uit elkaar gehaald. Goede Vrijdag was verschrikkelijk, maar met Pasen zijn we weer verheugd want Jezus is opgestaan. In dit kunstwerk zitten Goede Vrijdag en Pasen er allebei in.
De Tuinman loopt er niet bij alsof er niets is gebeurd, maar hij is letterlijk een lijkbleke man. Hij heeft een snoeimes in zijn hand. En hij staat tussen de doornen, die hij knipt met zijn snoeischaar. Daarin zit de associatie van een doornenkroon en van het snoeimes in onze levens. We vinden het verschrikkelijk als er gesnoeid wordt in onze levens. Ik tenminste wel. En toch is het zo nodig. Het raakt me dat de kunstenaar dat heeft afgebeeld. Eigenlijk zijn hier drie preken in een beeld samengebald.”
Grote handen
Behalve de tentoonstellingen in Zwolle-Berkum en zijn visie op kerk en liturgie, verraadt ook dr. Ridderbos’ huis de liefde tot kunst. Het hangt vol met werken van hedendaagse kunstenaars. Met veel van hen onderhoudt hij goed contact. Boven hangt bijvoorbeeld een kleine pentekening van een herder met een schaap op zijn schouders. „Voor Jan. Bij je afscheidsdienst” heeft kunstenaar Paul van Dongen er met potlood onder geschreven.
Beneden staat een beeld. Het lijkt op het eerste gezicht een kikker. Twee gespreide handen op de vloer, een gebogen rug en een soort schild daaroverheen. „Ik heb van die grote handen, en ik kan ook gauw in mijn schulp kruipen. Dus dat ben ik”, klinkt het olijk. De genoemde kunstwerken geven samen geen onaardige samenvatting van dr. Ridderbos: een predikant die soms het liefst zijn mond zou houden.