Afrika wil ”oppermonarch” Gaddafi niet hard laten vallen
APELDOORN – Terwijl de Libische leider Muammar Gaddafi in de Arabische wereld weinig krediet heeft, kan hij in Afrika nog altijd op veel steun rekenen. De Libische leider strooide royaal met geld op het continent.
Gaddafi maakte er geen geheim van dat hij zich graag als oppermonarch van het Afrikaanse continent zag. De Zuid-Afrikaanse krant The Sunday Times berichtte vorige week over een opmerkelijk voorval tijdens een recent bezoek van Zulukoning Goodwill Zwelithini aan Gaddafi. De Libische leider vroeg de vorst hem te steunen in zijn streven ”de koning der koningen van Afrika” te worden. Gaddafi had daartoe een verklaring opgesteld, die hij door zo veel mogelijk koningen en traditionele leiders in Afrika wilde laten tekenen. Naar verluidt moet de Zulukoning „beleefd geweigerd” hebben. Hij had niet de bevoegdheid om dat te bepalen, liet hij fijntjes weten.
Aan het begin van zijn bewind, in de jaren zeventig, had Gaddafi niet zo’n interesse in Afrika. Hij zag zichzelf als de opvolger van de in 1970 overleden Egyptische president Abdel Nasser, die als ongekroonde leider van de Arabische wereld gold. Door zijn opmerkelijke gedrag gooide hij zijn glazen in de Arabische wereld echter al snel in. Libiëkenner Gerbert van der Aa verhaalt in zijn boekje ”Kaddafi’s woestijn” dat Gaddafi tijdens zijn eerste Arabische top in Caïro serieus voorstelde om de Jordaanse koning Hussein buiten op te hangen, als straf voor zijn „verraderlijke houding” tegenover de Palestijnen.
Gaddafi besefte vrij snel dat hij in de Arabische wereld geen schijn van kans maakte, waarna hij zijn niet geringe ambities in Afrika trachtte te verwezenlijken. Om te beginnen stichtte hij daar een vreemdelingenlegioen, waarin met name Toearegnomaden uit Niger en Mali vochten. Zij namen onder meer de wapens op in Tsjaad en Uganda, maar ook in Libanon tegen Israël. Gaddafi was bij een groot aantal opstanden in Afrika betrokken: hij steunde het ANC van Nelson Mandela, maar ook figuren als de wrede Ugandese leider Idi Amin en de Zimbabwaanse leider Robert Mugabe.
Later gooide Gaddafi het meer over de boeg van ontwikkelingswerk. Hij pompte miljoenen in landen als Mauritanië, Mali, Sierra Leone en Madagaskar: bouwde er moskeeën, ziekenhuizen en doneerde voedsel. Dat heeft hem veel krediet bezorgd. „Sommige mensen zien de kolonel als een duivel, maar dat is hij niet”, zei woordvoerder Seydu Sissuma van de Malinese president onlangs tegenover The New York Times. „Hij is een groot Afrikaan.”
Sissuma werpt in de krant de suggestie dat Gaddafi met zijn geld vrienden kocht, ver van zich. „Dat is niet het geval”, aldus de Malinees. „Libië heeft besloten zijn rijkdommen met anderen te delen. Andere Afrikaanse olieproducenten, zoals Nigeria, doen dat niet.” En zo zijn er in Afrika veel presidenten die ooit geld van Gaddafi hebben gehad. Ze kunnen zich daarom moeilijk tegen hem keren.
De Afrikaanse Unie, die in 2002 mede door Gaddafi in het leven is geroepen, neemt momenteel dan ook geen krachtig standpunt in. In 2009 was de Libische leider nog voorzitter van de unie. Zijn eigenzinnige voorzitterschap viel lang niet bij iedereen in goede aarde, maar Gaddafi bleef een gezien persoon binnen het samenwerkingsverband van Afrikaanse staten. De begroting van de Afrikaanse Unie wordt voor een aanzienlijk deel (15 procent) door Libië gedekt. Het land levert bovendien royale bijdragen aan de Afrikaanse Ontwikkelingsbank. In dit licht is het niet zo verwonderlijk dat de Afrikaanse Unie zondag een „onmiddellijk einde” aan de no-flyzone eiste.
Het wil niet zeggen dat alle Afrikaanse landen vierkant achter Gaddafi staan. Zo stemden de drie permanente Afrikaanse leden van de VN-Veiligheidsraad, Gabon, Nigeria en Zuid-Afrika, in de raad vóór het vliegverbod. Zuid-Afrika blokkeerde alle transacties die Gaddafi en zijn naaste bondgenoten ten goede kunnen komen.
Onvoorwaardelijke steun voor de acties in Libië is er echter ook niet in deze landen. Zo plaatste de Zuid-Afrikaanse president Jacob Zuma dinsdag kritische kanttekeningen bij de bombardementen op Libië, die hij duidde als onderdeel van een „doctrine voor regimewisseling.” Zuma riep op tot een onmiddellijk staakt-het-vuren en keerde zich tegen alle buitenlandse interventie.
Nigeria liet eerder al weten het hoogst merkwaardig te vinden dat er in Ivoorkust niet ingegrepen wordt door de internationale gemeenschap, maar in Libië wel. In Ivoorkust zijn inmiddels 435 mensen vermoord en 450.000 inwoners op de vlucht geslagen in spanningen tussen de rivalen Gbagbo en Ouattara.
De Afrikaanse Unie heeft een commissie van vijf regeringsleiders gevormd die gevraagd is de crisis in Libië te bezweren. Daarin hebben behalve Zuma de presidenten van Mali, Mauritanië, Uganda en Congo zitting. President Yoweri Museveni van Uganda foeterde deze week in de Ugandese krant New Vision dat de westerse mogendheden er in Libië, net als eerder in Irak, van uit lijken te gaan dat macht een synoniem van recht is. Het lijkt daarmee niet erg waarschijnlijk dat deze commissie de druk op Gaddafi sterk gaat opvoeren.
„We zijn bereid voor hem (Gaddafi) te sterven”, liet een Malinees tegenover The New York Times weten. Mali staat bekend als een behoorlijk open en democratisch land, maar zich verdiepen in de schaduwzijden van Gaddafi’s regime doet de regering ook daar liever niet. „Niemand is een engel”, aldus de woordvoerder van de president.