Vincent Mentzel: Bij fotograferen moet je mekaar iets geven
Wie de Kunsthal in Rotterdam betreedt, betreedt tevens het krachtenveld van de Nederlandse politiek in de afgelopen eeuw. Fotograaf Vincent Mentzel, veertig jaar lang fotojournalist voor NRC Handelsblad, schoot de mooiste platen van Lubbers, Van Agt en Wiegel.
De fotograaf laat zijn blikken nog eens keurend gaan over de panelen en videobeelden. De volgende dag gaan de deuren van de Kunsthal open voor het grote publiek en dan moet alles volmaakt recht hangen. Na de laatste werkdag bij de NRC werd Mentzel meteen gestrikt voor een tentoonstelling in zijn woonplaats. „Ik loop hier al maanden rond voor deze tentoonstelling. Mijn dochter van twaalf kan het woord expositie niet meer horen. Gelukkig ziet alles er nu goed uit.”
Een rondje langs de diverse thema’s roept veel herinneringen op bij Mentzel. „Deze foto’s heb ik gemaakt toen ik nog niet zo lang fotograaf was. Als freelancer ging ik ook wel op sportwedstrijden af. Het fotograferen van sporters ligt me niet zo – dat is echt het werk van een paar seconden. Het publiek, de supporters, vind ik veel interessanter.” Een groep studenten, jasje-dasje, moedigt de sporters aan. „Er sneuvelde nog geen ruitje.” Een andere foto toont een drietal politieagenten, de blik gevestigd op het middenveld. „Zie je dat? Ze kijken gewoon mee met de wedstrijd. Dat hoeven ze nu niet meer te proberen.”
De doorbraak kwam voor Mentzel niet met een sportfoto. „Met een foto van minister-president Joop den Uyl won ik een prijs voor de Beste Nederlandse Persfoto van de World Press. Dat genre lag me goed. De NRC vroeg me in vaste dienst te komen voor een klein salarisje. Daar ben ik op ingegaan.” Heel wat dagen struinde Mentzel rond op het Binnenhof. Hij leerde er de mensen goed kennen. „Veel politici hebben zo hun trukendoosje: een bepaalde houding of gezichtsuitdrukking die ze zelf heel karakteristiek vinden. Ik heb hen liever net even anders, en dat lukte bij die ene foto van Joop den Uyl.”
Naast bij de hoge heren in de Haagse politiek kwam Mentzel ook wel bij de koninklijke familie over de vloer. En wat fotografeerde hij daar niet? Het silhouet van de koningin dat jarenlang de gulden sierde is afgeleid van een foto van Mentzel. Hij reisde mee met prins Claus en koningin Beatrix naar India. Hij fotografeerde Willem-Alexander en zijn broers op hun stoere tienerslaapkamers, met popposters aan de muren. Hij maakte de staatsieportretten van de vorstin. Hoe vond Mentzel het om de koningin te fotograferen? „Prettig. Ik kan goed met haar opschieten.” Een foto van Hare Majesteit op een trap in het paleis, verdiept in wie weet wat voor wetsvoorstel, een viervoeter naast zich; het toont Mentzels vakmanschap.
Het is de kunst om als fotograaf bescheiden te zijn, mensen voor je in te winnen en vertrouwen te wekken. Hoe krijg je in het korte moment van de opname het vertrouwen van de mensen? ,Dat ligt heel erg aan de persoon zelf. Ik herinner me goed dat ik Sarah Vaughan, een jazzzangeres, wilde fotograferen. Zij deed altijd twee concerten achter elkaar en nam tussendoor een pauze waarin ze even sliep. Ik durfde haar bijna niet te storen tijdens die pauze. Voorzichtig vroeg ik of ik binnen mocht komen. ,I do my job, you do your job”, zei ze tegen mij en poseerde op de slaapbank. Bij fotograferen moet je mekaar iets geven.” En als mensen zich niet geven? „Dat mag niet aan mij liggen. Ik heb geen vooroordelen. Ik probeer mensen met een open vizier tegemoet te treden.”
De meeste foto’s in de expositie zijn zwart-wit. Dat is ook logisch voor een krantenfotograaf die vooral in de twintigste eeuw actief is geweest. Sinds Mentzels start is er onnoemelijk veel veranderd op het gebied van de fotografie. „Bij de NRC ben ik begonnen in de donkere kamer. Mijn werk was vooral technisch van aard. Filmpjes ontwikkelen, foto’s op het juiste formaat maken en per buizenpost weer naar de redactie sturen. Na verloop van tijd ging ik steeds vaker op pad. Ja, de foto’s zijn allemaal zwart-wit. Ik vind dat dat een mooie diepte geeft, je krijgt een intenser beeld. Ik zet nu nog regelmatig een digitale kleurenfoto om in zwart-wit.”
Mentzel had in het begin wel moeite met de digitalisering. „Een tijdlang heb ik de verschillende fototechnieken nog naast elkaar gebruikt, maar nu ben ik helemaal overgegaan op digitaal. Mijn donkere kamer bij de NRC moest ook weg. Op een dag stonden er ineens drie zware jongens voor de deur. „We gaan je doka afbreken”, zeiden ze. „Dat gebeurt niet”, was mijn reactie. Maar na een halfuurtje kwamen ze terug en moest het toch. Jammer hoor.”
Toch vervalt de fotograaf niet in nostalgie als hij het over de modernisering heeft. „Ik heb een vervelende erfenis van mijn werk overgehouden. Mijn nekwervels zijn versleten doordat ik altijd twee of drie zware camera’s om m’n nek had hangen. Dat was nodig omdat ik niet ter plekke rolletjes kon verwisselen. Wat dat betreft is het werk wel een stuk simpeler geworden. Nog zo’n voorbeeld: de Elfstedentocht. Ik croste heel Friesland door met maar één gedachte: ik moet die foto’s voor de deadline op de redactie in Amsterdam hebben. Soms ging er een koerier mee om de rolletjes op tijd bij de krant te brengen. Nu zet je je laptop aan en verstuur je je foto’s.”
Het is duidelijk dat Mentzel echt omgeschoold is als hij een iPhone uit zijn binnenzak tovert. „Hipstamatic, ken je dat?” Het oogje van z’n telefoon flitst een keer en na luttele seconden verschijnt een wat ouderwets aandoend beeld op het schermpje. Een kartelrandje, licht in het centrum van de foto en naar de randen toe een wat vager beeld zorgen voor een geheimzinnig geheel. „Het lijken de foto’s uit de jaren 70 wel, gemaakt op een Hasselblad. Ik ben er dol op”, vertelt Mentzel, scrollend over het display. „Ze worden steeds beter, de camera’s op mobiele telefoons.”
Is dat niet een beetje gevaarlijk voor fotojournalisten – de foto’s van burgers die getuige zijn van een nieuwsfeit krijgen misschien wel voorrang boven de plaat van de staffotograaf… „Ik ben daar niet zo bang voor. Als het een betere foto is, is het oké.” Een andere ontwikkeling is dat kranten steeds vaker de schrijver van een artikel ook een foto laten maken. „Tja, dat gebeurt soms. Ik heb ook wel eens een stukje geschreven omdat er geen redacteur in de buurt was. Daar moet je niet te beroerd voor zijn. Je moet het echter alleen in geval van nood doen. Het is beter om die twee vakgebieden gescheiden te houden. Schrijven en knippen gaat niet tegelijk,” gebaart Mentzel, zijn handen vol met een denkbeeldige camera en een denkbeeldig kladblok. „Zie je?”
”Het oog van Nederland” is tot en met 19 juni te zien in ‘de Kunsthal Rotterdam, Museumpark, Westzeedijk 341.