Buitenland

Diepe tegenstellingen in Libië gaan terug op Romeinse tijd

APELDOORN – Een coalitie van westerse geallieerden heeft een serie aanvallen uitgevoerd op Libië. Maar is de oorlog over als Gaddafi verdreven wordt? De tegenstellingen tussen het oosten en westen van het land wortelen diep.

Mark Wallet
21 March 2011 12:00Gewijzigd op 14 November 2020 14:10
Vlag Libië. Foto EPA
Vlag Libië. Foto EPA

Libië is een land van stammen. De eerste loyaliteit van een Libiër geldt zijn stam, pas dan komt het land. Libië kent niet minder dan 140 verschillende volken, die een zeer fundamenteel onderdeel vormen van de Libische maatschappij. Aan de achternaam van een Libiër valt vrijwel altijd zijn stamverband af te lezen: zo is kolonel Gaddafi een telg uit de Gaddafastam.

Meest elementair valt de Libische samenleving uiteen in Arabische volken en Berbers. Berbers worden gezien als de oorspronkelijke bewoners van Noord-Afrika, maar in de pro-Arabische politiek van Gaddafi bestonden ze niet. „We zijn in Libië allemaal Arabieren”, placht Gaddafi graag te zeggen. Geen wonder dat dit onder Berbers veel kwaad bloed zette. Saillant detail is overigens dat de Gaddafastam van Gaddafi zelf door antropologen bestempeld wordt als een gearabiseerde Berberstam.

De diepste tegenstelling in Libië loopt echter tussen de westelijke en oostelijke volken. Volgens antropologen en historici gaat die antithese terug op de Romeinse tijd, toen het land opgedeeld werd in drie staten: Tripolitania in het westen, Cyrenaica in het oosten en Fezzan in het zuiden. De staten bleven onafhankelijk tot 1931, toen de Italiaanse kolonisators een opstand de kop indrukten en het land vervolgens verenigden. Op die manier dachten ze meer controle te kunnen uitoefenen. Lang duurde de vereniging echter niet, omdat het land na de Tweede Wereldoorlog opnieuw uiteenviel. Tripolitania en Cyrenaica kwamen onder Brits gezag, terwijl Fezza onder Franse hoede kwam.

In 1951 werd Libië onafhankelijk en weer verenigd, maar de tegenstellingen tussen het aloude westelijke Tripolitania en oostelijk Cyrenaica bleven diep. De eerste koning van het nieuw gevormde koninkrijk Libië, Idris I, deed echter ook nauwelijks moeite het land tot een eenheid te smeden. Het land had onder zijn bewind weliswaar twee hoofdsteden –Tripoli was de zetel van het parlement, terwijl Benghazi, de huidige ‘rebellenhoofdstad’, bakermat van het hof en kabinet van Idris I was–, maar de koning was nauwelijk geïnteresseerd in regeren.

Idris was een kleinzoon van de stichter van de Senussiorde, een islamitische sekte die in het oosten nog altijd sterke invloed heeft. De koning hield zich liever bezig met zaken die deze orde aangingen en met tribale aangelegenheden dan met het land als geheel. De Senussiorde heeft zich altijd verzet tegen de in hun ogen veel te vrije omgang van Gaddafi met de islamitische sharia. Terwijl overal in het land, in elk winkeltje en kantoortje, portretten van Gaddafi hingen, deden de inwoners van Benghazi dat al nooit.

Onder Idris, die vanaf 1921 al emir van Cyrenaica was geworden en een jaar later ook Tripolitania onder zijn hoede kreeg, profiteerden de oostelijke volken veel meer dan de westelijke stammen. Vanuit het westen kwam er dan ook een staatsgreep: in 1969 greep Muammar Gaddafi de macht, die het land met harde hand tot een eenheid trachtte te smeden via zijn socialistische agenda.

Hoewel Gaddafi de oostelijke volken altijd als zijn natuurlijke tegenstanders heeft beschouwd, probeerde hij later meer samen te werken met de verschillende volken. Hij creëerde het Volksleiderscomité, dat feitelijk een vergadering van stamoudsten was. In de praktijk liep het er echter op uit dat Gaddafi het Volksleiderscomité af en toe bij elkaar riep om een ellenlange toespraak tot de aanwezigen af te steken. Daarnaast zette hij de stamleiders en familieoudsten onder druk door hen verantwoordelijk te houden voor stam- en familieleden die uit Gaddafi’s spoor liepen. Liet een familielid zich openlijk tegen Gaddafi uit, dan konden alle broers en zussen ook hun baan verliezen.

Al met al is er ook na de ruim veertig jaar durende regering van Gaddafi nog weinig veranderd in de oude tegenstelling tussen het westen en het oosten. Dat maakt ook dat analisten er een hard hoofd in hebben dat een Libië na Gaddafi in rust en orde zal verder leven. Sterker nog: er bestaat gefundeerde angst voor islamistische invloeden in het oosten van het land. Van de militanten die na 2003 in Irak voor onrust zorgden, kwam niet minder dan een vijf- de uit Libië. De helft van hen kwam zelfs uit één bepaalde plaats: Darnah, iets ten oosten van Benghazi. De bange vermoedens die Gaddafi uitsprak over invloeden van al-Qaida bij de opstanden, snijden dus wel degelijk enig hout. Gaddafi heeft zich altijd sterk verzet tegen invloeden van al-Qaida, maar dat kan na zijn vertrek wel eens anders worden. Gaddafi’s stam, de Gaddafa, vormt getalsmatig een minderheid in Libië, waardoor Gaddafi altijd andere stammen aan zich moest zien te binden. In de toekomst zullen ook dergelijke coalities gesmeed moeten worden. Maar het is sterk de vraag of stammen, in oost en west, aan elkaar verbonden kunnen worden. Of eigenlijk is dat geen vraag.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer