Zure neerslag bedreigt soortenrijkdom in bossen
Omdat 2011 het Jaar van het Bos is, een serie artikelen over het bos. Woendag deel 4: Zure neerslag bedreigt soortenrijkdom in bossen.
Uitgestrekte bossen veranderden er in droefgeestige landschappen met kale dode sprieten. Drastische maatregelen tegen zure regen moeten in het voormalige Oostblok het tij keren. Het Westen was er sneller bij, maar het gevaar van zure regen is ook in Nederland allerminst bezworen, waarschuwt Frits Mohren, hoogleraar bosecologie en bosbeheer aan de Wageningen Universiteit.
Terwijl in West-Europa de uitstoot van verzurend zwaveldioxide effectief werd teruggedrongen, stookten de fabrieken in voormalige Oostbloklanden tot de jaren 90 volop steenkool en bruinkool. „De luchtvervuiling was er bar en boos. Een collega van me uit het Tsjechische Chomutov is in de jaren 70 zelfs verhuisd vanwege de vieze lucht”, herinnert Mohren zich.
Voor de bossen waren de gevolgen van de uitstoot van zo veel zwaveldioxide desastreus. Nog steeds priemen kale stammen omhoog in de Zwarte Driehoek, het grensgebied van Polen, Tsjechië en voormalig Oost-Duitsland. „Dramatisch”, zo typeert de hoogleraar het massale afsterven van 40.000 hectare bos in de Zwarte Driehoek.
Het gaat er volgens hem sinds de jaren 90 weer de goede kant op. „Sinds daar aandacht is voor het verminderen van de uitstoot van zwaveldioxide treedt er in de bossen in de Zwarte Driehoek weer voorzichtig herstel op.”
Zure regen was een onbekend verschijnsel totdat het in de jaren 60 de Zweden onaangenaam verraste. Hun meren en bossen gingen hard achteruit door abnormaal zure regen: vissen gingen dood en de bossen dreigden er eveneens aan te gaan. Zweedse wetenschappers gingen op onderzoek uit: die verzuring moest ergens vandaan komen, want regen is doorgaans niet zo zuur als tomatensap.
De beschuldigende vinger ging algauw in de richting van Engeland, waar enorme hoeveelheden steenkool en bruinkool werden verstookt. De schoorstenen braakten er tonnen zwaveldioxide uit, een gas dat ’s winters in Londen dichte, giftige smog veroorzaakte.
„Het bleek dat zwaveldioxide over grote afstand door de lucht getransporteerd kon worden. Onderweg reageerde het gas met water tot zwavelzuur en zwaveligzuur. Als dat uitregende in Zweden, verzuurde dat direct de kalkarme meren. Ook de bossen leden er algauw onder, omdat ze wortelden in de dunne laag aarde die de granietrotsen bedekte”, legt Mohren uit.
Hoewel de term ”zure regen” helemaal is ingeburgerd, spreekt de hoogleraar liever van ”zure neerslag”. Niet alleen zuur dat is opgelost in regenwater is schadelijk, ook als gas is het nadelig voor de boom en schaadt huidmondjes, waardoor de bladeren verkleuren.
Terwijl zure neerslag de Europese bossen sinds de jaren 70 steeds vaker aantastte, bleef bossterfte in Nederland vooralsnog uit, vervolgt Mohren. „Bos dat elders doodging, was echter voldoende aanleiding voor alarmerende berichten in de media.” Die stonden er dan ook vol mee.
Voor bodemkundigen was het een klus om te achterhalen wat het zuur nu precies doet in de bodem. „Opvallend was dat ze dat opnieuw moesten ontdekken. De kennis daarover was verloren gegaan”, aldus de hoogleraar bosecologie.
De Duitse bodemkundige Bernhard Ulrich ontdekte in 1981 dat boomwortels in de zure ondergrond van zwaar aangetaste bossen in het Ertzgebergte schade ondervonden van vrijkomend aluminium.
In Duitsland zat de schrik er goed in. Foto’s van kale bomen in het Zwarte Woud suggereerden dat zure regen snel korte metten zou maken met de natuur. Ulrich bedacht er het woord ”waldsterben” voor, dat met zijn melancholische klank een sombere toekomst voor de bossen voorspelde. Volgens hem was het afsterven van de Europese bossen slechts een kwestie van tijd.
Zijn eerste verzuringsonderzoek richtte hij op bomen. Hij veronderstelde dat de effecten van verzuring daarin het beste zichtbaar zouden zijn door ophoping van aluminium in de bomen. Maar dat bleek achteraf een misvatting.
Later is Ulrich kwalijk genomen dat hij het fenomeen waldsterben zou hebben overdreven. Dat de bossen er nog staan, is echter géén inschattingsfout van hem geweest, benadrukt Mohren. „De achteruitgang van de bossen was in zijn woonplaats Göttingen duidelijk zichtbaar. Hij maakte zich terecht zorgen.”
De hoogleraar stelt dat Ulrich zijn voorspellingen met de kennis van toen goed had onderbouwd. „Hij was de eerste die erop wees dat aluminium de opname van calcium en magnesium door boomwortels belemmerde. Maar hij onderschatte de veerkracht van het bos.”
De West-Europese overheden namen tijdig maatregelen om de bossen te redden. „Ze wisten al heel lang dat zwaveldioxide ongezond was voor mensen, en verplichtten kolencentrales tot rookgasontzwaveling om daarmee het gas uit de schoorstenen weg te vangen. Ook kwam het zwavelarme aardgas op als energiebron”, aldus Mohren.
Samen hebben deze maatregelen de uitstoot van het verzurende gas effectief uitgebannen. In Nederland was de piek in de uitstoot van zwaveldioxide begin jaren 70. Daarna ging de concentratie in de lucht gestaag omlaag.
Hoewel in de EU zure neerslag door zwaveldioxide niet meer voorkomt, zijn de problemen in de bossen niet voorbij. Terwijl zwaveldioxide uitgebannen is, kunnen ammoniak en stikstofoxiden voor problemen zorgen.
„De uitstoot van ammoniak is sinds de jaren 60 enorm toegenomen, voornamelijk door de opkomst van de intensieve veehouderij”, stelt Mohren. Aanvankelijk zorgde de neerslag van ammoniak op de arme Brabantse, Veluwse en Drentse bosbodems voor extra stikstofbemesting, waardoor de bomen harder gingen groeien.
„Veel mensen hadden al snel het idee dat de neerslag van stikstof ook allerlei problemen met zich mee zou brengen voor de bossen. Maar dat mocht van het ministerie aanvankelijk niet worden gezegd. Er speelden te grote politieke en economische belangen mee.”
Door deze voortdurende bemesting verdween na verloop van tijd de gevarieerde kleinschalige onderbegroeiing, constateert de hoogleraar. „De biodiversiteit is sterk achteruitgegaan. Het is nu overal meer van hetzelfde geworden.”
Toen door maatschappelijke druk het ammoniakbeleid in de jaren 80 eenmaal van de grond kwam, was het effectief: de neerslag van stikstofhoudend ammonium daalde drastisch. Mohren: „Dat is opvallend voor een tijd waarin het milieubewustzijn nog nauwelijks was ontwikkeld.”
Vandaag de dag vormen stikstofoxiden het grootste probleem. De uitstoot van deze gassen is moeilijk terug te dringen, beaamt de Wageningse hoogleraar. „Dat probleem heeft te maken met ons energiegebruik. Stikstofoxiden ontstaan door het gebruik van fossiele brandstoffen voor onze energievoorziening en het wegtransport. Ondanks het gebruik van katalysatoren in auto’s neemt de uitstoot van deze stoffen nog steeds toe.”
Stikstofoxiden verzuren de bodem, maar hebben ook een direct effect op de plantengroei, legt de bosecoloog uit. „Tijdens warme zomerdagen veroorzaken stikstofoxiden de vorming van fotochemische smog. Bij veel zon, hoge temperaturen en windstil weer ontstaat ozon, dat schadelijk is voor plantengroei.”
Mohren: „Hoewel bossen er niet direct aan doodgaan, verwacht ik wel dat de soortenrijkdom sterk zal afnemen. Daarbovenop komt de klimaatverandering. Daaraan moet de plantengroei zich ook aanpassen. De biodiversiteit en de kwaliteit van het bos gaan door de combinatie van stikstofoxiden en klimaatverandering hard achteruit. Dat geeft reden tot zorg. Ouderen zeggen wel eens tegen me: Het bos is duidelijk anders dan pakweg veertig jaar geleden. Dat maakt mensen ongerust.”
Exoot exit
De douglasspar is in Nederland veel aangeplant vanwege de grote houtopbrengst. De soort komt van nature voor in het westen van Noord-Amerika. Daar bereikt de boom soms een hoogte van maar liefst 100 meter; in Europa is dat hooguit 50 meter. Ondanks de naam ”spar” heeft de boom weinig verwantschap met echte sparren.
De douglasspar reageert heftig op zure neerslag. „Het is een exoot, die hier oorspronkelijk niet thuis hoort”, stelt Frits Mohren. „De douglasspar groeit extra snel door de zure neerslag, waardoor hij meer vocht verdampt. De boom is van nature al gevoelig voor droogte en vormt door de extra stress nog minder naalden.”
Zaterdag in Pluspunt deel 5: Ontbossing in de winkelmand.