Geboorte van de rechterlijke macht
De huidige rechterlijke organisatie gaat terug op de Franse tijd. Een markant moment is 1811, „het geboortejaar van de professionele rechterlijke macht in Nederland.” Oud-algemeen rijksarchivaris dr. Maarten van Boven legt uit waarom.
Keizer Napoleon heeft volgens de overlevering in ballingschap op Sint-Helena de volgende woorden gesproken: „Mijn echte glorie komt niet van het feit dat ik veertig veldslagen heb gewonnen. De herinnering aan Waterloo zal zovele overwinningen uitwissen. Wat door niets zal worden uitgewist, wat eeuwig zal voortbestaan, is mijn code civil.”
Van oud-algemeen rijksarchivaris dr. Maarten van Boven mag je spreken van het „meest verspreide wetboek ter wereld.” „De invloed van de code civil is groot geweest. Het wetboek werd ingevoerd in veel Europese landen en in de Franse koloniën. Via Spanje en Portugal kwam het in Zuid-Amerika terecht. Het Nederlandse Burgerlijke Wetboek van 1838 is voor 90 procent op de code civil geënt.”
Voor de inval van de Fransen in 1795 was de wetgeving in Nederland sterk verbrokkeld, legt Van Boven uit. „Per provincie, zelfs per stad waren de rechten geregeld. Zo had je de stadsrechten van Groningen en de rechten van de Ommelanden. Ieder had z’n eigen rechtssysteem. De Bataafs-Franse tijd heeft een sterk uniformerende werking op wetgeving en bestuur in Nederland gehad.”
Op 1 maart 1796 komt in de Balzaal aan het Binnenhof voor het eerst een democratisch gekozen Nationale Vergadering bijeen. Het is de voorloper van het huidige parlement. Deze Nationale Vergadering voert het gelijkheidsbeginsel van alle burgers en de scheiding van kerk en staat door. Rooms-katholieken en Joden kunnen voortaan bestuursfuncties bekleden.
Ook de huidige rechterlijke organisatie gaat terug op de Bataafs-Franse tijd. Van Boven, in 1990 gepromoveerd op een dissertatie over de ontwikkeling van de rechterlijke organisatie in de Bataafs-Franse tijd: „In 1810 werd Nederland bij Frankrijk ingelijfd. Napoleon eiste dat per 1 januari 1811 de hele Franse wetgeving hier moest zijn ingevoerd. Er ging een commissie van Nederlandse juristen naar Parijs om te kijken hoe de Franse wetgeving in Nederland ingevoerd zou kunnen worden. De Fransen verdeelden Nederland in departementen, arrondissementen en kantons. Daarbij liep de bestuurlijke organisatie parallel aan de rechterlijke organisatie. De oude provinciegrenzen vervielen, en daarvoor in de plaats kwamen departementen die vernoemd waren naar rivieren. In de bestuurlijke organisatie zijn de provinciegrenzen later weer hersteld, maar in de rechterlijke organisatie is de indeling in arrondissementen en kantons grotendeels ongewijzigd gebleven.”
Op internet heeft Van Boven een website ingericht waarop alle rechters uit 1811 zijn te vinden. Het jaartal markeert volgens hem „de geboorte van de professionele rechterlijke macht in Nederland.” „Napoleon stelde de eis dat alle rechters, met uitzondering van de kantonrechters, juristen moesten zijn. Vóór die tijd werd deze eis niet gesteld. Alleen de hoven in de provincies hadden professionele rechters. De meeste professionele juristen waren advocaat. In de steden werd rechtgesproken door leken, de schepenen. Deze schepenen hadden advocaten in dienst die het vonnis schreven. Zelf lazen ze het vonnis op. Onder Napoleon werden ruim 400 rechters bij het keizerlijk hof en de rechtbanken benoemd die allemaal jurist moesten zijn. Daarmee kwam er in Nederland een einde aan de lekenrechtspraak.”
In het jaar 1811 werd in Nederland de code civil, het Franse Burgerlijk Wetboek, ingevoerd. Een van de doelstellingen was dat de wet geschreven en voor iedere burger duidelijk zou zijn. De wet moest in heel het land hetzelfde zijn. Van Boven: „De Franse codificatoren bleken meester te zijn in het korte, zakelijke formuleren. De code civil is terecht geroemd om deze helderheid.”
Gevolg van de invoering van de code civil was dat de burgerlijke stand aan het kerkelijk recht werd onttrokken. In de Republiek was het dopen, trouwen en begraven altijd door de kerk geregistreerd. Vanaf 1811 moesten burgers voor het doorgeven van geboorte of overlijden of voor het trouwen zich voortaan melden bij het stadhuis. Het huwelijk werd voortaan eerst burgerlijk gesloten, pas daarna in de kerk. Deze praktijk uit de code civil is tot op heden de norm gebleven, aldus Van Boven. „Aardig is een verschil tussen de code civil en ons latere Burgerlijk Wetboek uit 1838. De code civil bepaalt dat de jongen om te huwen 18 jaar moet zijn, en het meisje 15 jaar. In ons Burgerlijk Wetboek uit 1838 is de leeftijd van het meisje op 16 gesteld. Reden: ons klimaat is zodanig dat het meisje wat langer moet wachten voordat ze geslachtsrijp is. Intussen is ook de vereiste leeftijd voor meisjes op 18 jaar gesteld.”
Niet zonder reden noemt Van Boven 1811 de grootste omslag in recht en bestuur uit de Nederlandse geschiedenis. „Het Kadaster, het metrieke stelsel, de Kamer van Koophandel, de gemeenteraad, de gemeentelijke begroting, allerlei wetten over bestuur, noem maar op. Al deze verworvenheden stammen uit deze tijd.” Van Boven is redacteur van een publicatie met opstellen over de rol van de rechter in de afgelopen twee eeuwen. Het boek, geschreven in opdracht van de Raad voor de rechtspraak, zal in november verschijnen.
Dit is het tweede artikel in een serie over de Franse tijd in Nederland. Op 14 maart volgt deel 3.