Eurocrisis brengt euroregering dichterbij
Er is een nauwere afstemming van het economisch beleid nodig in de eurozone. Maar hoe gaat het er precies uitzien? Krijgt Brussel meer macht? Het debat woedt in alle hevigheid.
Voor alle burgers en bedrijven in Europa dezelfde geldeenheid. Makkelijk, geen omruilkosten en niet langer een koersrisico. De schuldencrisis van de laatste tijd heeft de zwakke zijde van dit ambitieuze project blootgelegd: we beschikken wel over dat gezamenlijke betaalmiddel, maar het ontbreekt aan voldoende coördinatie, waardoor economieën uit elkaar groeien. Bij de invoering van de euro klonk destijds al de waarschuwing dat die situatie de houdbaarheid van de gemeenschappelijke munt zou kunnen ondermijnen.
Economische en Monetaire Unie (EMU), luidt officieel de benaming voor de eenwording. Twee poten dus. De monetaire component is voluit gerealiseerd. De Europese Centrale Bank (ECB) in Frankfurt neemt, als supranationale instelling, op dit terrein de beslissingen. De lidstaten hebben hun bevoegdheden overgedragen, zij oefenen geen zeggenschap meer uit over de rente.
Op economisch vlak daarentegen zijn zij zelfstandig gebleven. Vrij om te doen en te laten wat zij willen. Niets of niemand die dwingt om in de pas te lopen. Voor slechts één aspect kwamen er verplichtende regels: het stabiliteitspact bevat voorschriften omtrent de toegestane omvang van het overheidstekort. In de praktijk werd daar echter de hand mee gelicht. Van een stringente toepassing was geen sprake. De regeringen hielden elkaar de hand boven het hoofd en deinsden ervoor terug om bij overschrijding van de norm sancties op te leggen.
Coördinatie
Inmiddels zijn we een bange ervaring rijker. De problemen die begin vorig jaar de kop opstaken, brachten het eurosysteem aan de rand van de afgrond. De politieke leiders moesten in mei een reddingsfonds in het leven roepen. Griekenland en Ierland liggen aan het infuus. Zij ontvangen noodkredieten, omdat zij het vertrouwen van de kapitaalmarkt kwijt zijn geraakt en niet of alleen nog tegen een zeer hoge vergoeding bij internationale beleggers kunnen aankloppen om te lenen.
De ontsporingen hebben de noodzaak benadrukt van een nauwere coördinatie en een strengere aanpak. En dan praten we niet alleen over de begrotingsdiscipline. Structureel orde op zaken stellen vereist in de zwakke landen een verbetering van de concurrentiepositie. Vroeger gebeurde dat via een devaluatie van de nationale munt, maar sinds de deelname aan de EMU behoort die mogelijkheid tot het verleden. Het noopt tot andere aanpassingen in de economie.
Al maandenlang vindt er volop overleg plaats over allerlei plannen in dit verband. Die hebben gemeen dat de EU een sterkere greep krijgt op de economische koers die de afzonderlijke naties varen. Voor de lidstaten betekent dat uiteraard een inperking van de eigen beleidsvrijheid.
Vorig najaar lanceerde de Europese Commissie een reeks voorstellen. Die houden onder andere in dat deze instantie voortaan jaarlijks de ontwerpbegroting van de lidstaten van kritische kanttekeningen voorziet en dat zij voortdurend over de schouders van de nationale autoriteiten meekijkt naar hun voornemens en maatregelen. Met de toevoeging van een hoofdstuk macro-economisch toezicht vanuit Brussel aan het instrumentarium van de EU wordt de economische component van de EMU opgetuigd.
Wie zich netjes gedraagt, hoeft niets te vrezen, maar voor wie wanprestaties levert, ligt een waarschuwing of op den duur zelfs een boete in het verschiet. De Commissie zal een lijst van indicatoren opstellen, met daarop bijvoorbeeld de ontwikkeling van de lonen en van de huizenprijzen, aan de hand waarvan zij de stand van zaken in een land beoordeelt.
Centraal bestuur
Ondertussen heeft Duitsland in het debat over meer coördinatie het initiatief naar zich toe getrokken. Bondskanselier Merkel probeert ook zelf de nodige lijnen uit te zetten, om voor de toekomst een hoog gehalte aan Duitse inbreng te waarborgen. Haar ideeën over een concurrentiepact, zoals dat wordt genoemd, beheersten enkele weken terug de besprekingen op een EU-top in Brussel. Met wat haar voor ogen staat, komt de constructie van een economische regering, van een centraal bestuur, in beeld.
Koren op de molen van de Franse president Sarkozy. Die heeft altijd al geijverd voor een dergelijke opzet. Hij beseft dat Frankrijk als een van de twee toonaangevende partijen binnen de monetaire unie op die manier een sterk stempel kan drukken op de gang van zaken. Merkel geniet dan ook de steun van Sarkozy. Om de dominantie van de Frans-Duitse-as te illustreren, gaven zij voorafgaand aan het EU-beraad in februari een gezamenlijke persconferentie.
Een eerste stap op weg naar een soort economische regering van de leiders van de zeventien eurolanden is de onlangs uitgeschreven top die dit gezelschap op 11 maart in Brussel houdt. Zij komen hoogst zelden zonder de collega’s van de overige tien EU-lidstaten bijeen. Zij zullen van gedachten wisselen over de Duitse wensen. Hun conclusies prijken vervolgens op de agenda als zij eind maart weer als complete EU-club aan tafel schuiven in de Belgische hoofdstad.
Voor Duitsland moet de afstemming verder reiken dan beoogd in de voorstellen van de Europese Commissie. Zo wil Merkel centrale afspraken maken over langer doorwerken, over verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar. Automatische prijscompensatie ofwel indexering van de lonen aan de prijzen, wat België en Portugal nog kennen, moet worden afgeschaft. Ook pleit de bondskanselier voor onderlinge erkenning van vakdiploma’s, om de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit te bevorderen, en voor harmonisatie van de vennootschapsbelasting. De limiet voor het begrotingstekort en de staatsschuld zou in alle landen wettelijk dienen te worden vastgelegd. Kortom, een pakket met een rigoureus karakter.
De opstelling van Duitsland valt te begrijpen. Velen onder onze oosterburen zijn er nog steeds niet gelukkig mee dat hun harde D-mark is ingeruild voor de euro. Buiten hun schuld om staat de stabiliteit daarvan onder druk. De Duitsers leveren de grootste bijdrage aan het noodfonds om de munt overeind te houden. Daar verlangen zij iets voor terug. Wie betaalt, die bepaalt, huldigen zij als standpunt. Zij zijn de beste leerling van de klas. De eurozone moet zich daarom spiegelen aan en richten op hun succesmodel.
Dictaat
Enkele maanden geleden maakte Merkel zich sterk voor een tijdelijke intrekking van het stemrecht binnen de EU als een lidstaat in de fout gaat. Die benadering heeft het niet gehaald. Daarvoor is een verdragswijziging nodig, en die komt er alleen met unanimiteit. De vraag is of de nieuwe plannen wél op voldoende instemming mogen rekenen. In eerste instantie was de kritiek niet mals. De Europese Commissie en het Europees Parlement voelen zich buitenspel gezet. Veel regeringen wijzen een dictaat van Berlijn en Parijs af.
Ook Nederland stelt zich gereserveerd op. Er zitten goede elementen in het pakket en die verdienen steun, verkondigen premier Rutte en minister van Financiën De Jager. Natuurlijk, een strengere aanpak om de begrotingstekorten terug te dringen juichen zij toe; op dat terrein hebben wij immers niets te vrezen. Maar we laten ons geen pensioenstelsel voorschrijven. Pensioenen, zorg, directe belastingen en onderwijs houden we nationaal, blijven tot de Nederlandse soevereiniteit behoren, benadrukken de bewindspersonen.
De schuldencrisis binnen de eurozone heeft de discussie aangezwengeld over een verdere eenwording. Een grotere rol voor Europa op het vlak van het economisch bestuur, met Duitsland als gidsland: die richting lijkt het op te gaan. Maar waar we uitkomen, is tot dusver onduidelijk. Het vraagt ongetwijfeld nog veel overleg om consensus te bereiken. En vervolgens moeten we maar afwachten wat er van alle afspraken in de praktijk terechtkomt.
„Naleven wat je hebt afgesproken”
„Absoluut ongewenst”, zegt Europarlementariër Van Dalen (ChristenUnie) over een hechtere economische samenwerking. „We slaan dan een weg in waarbij Europa heel veel zeggenschap krijgt over terreinen waar het af moet blijven.”
De gevoelens die hij op dit punt vertolkt, leven breed onder de bevolking. Dat bleek de afgelopen jaren rond de moeizame totstandkoming van het Verdrag van Lissabon. De EU is bij de burgers niet populair. Zij zitten niet te wachten op overheveling van meer macht naar Brussel.
De CU-afgevaardigde in het Europees Parlement: „Als je op centraal niveau beleid gaat ontwikkelen ten aanzien van pensioenen, belastingen en lonen koers je op den duur onherroepelijk af op iets wat een politieke unie zeer dicht benadert. Alleen, dat woord neemt niemand meer in de mond. Federalisten weten: dat is besmet, dat herinnert aan het debacle rond de Europese grondwet. Tegenwoordig hoor je een andere term, nu praat iedereen over ”economic governance”.
Begin nu eerst eens met het naleven van wat je eerder hebt vastgelegd. We hebben het groei- en stabiliteitspact. Dat kwam er in de jaren negentig op initiatief van de Duitsers, om te waarborgen dat de euro geen flop zou worden. Een uitstekende regeling, maar dan dien je die ook stipt uit te voeren. Maak aanvullende afspraken over het handhaven van de begrotingsdiscipline, over het terugdringen van de overheidsschulden en zorg voor een rem, zorg dat er daadwerkelijk sancties volgen bij overtredingen.”
Maar het gaat niet alleen om het begrotingstekort. Niet voor niets spreekt Merkel van een concurrentiepact. Vraagt de noodzaak dat de economieën met elkaar in de pas lopen niet om coördinatie op meer onderdelen?
„Als je de hand houdt aan het pact en je gebruikt het opgerichte noodfonds om de zwakke landen erbovenop te helpen, is dat naar mijn overtuiging echt voldoende. Dat zie ik als de route naar een oplossing. Ik vind het niet alleen politiek ongewenst, ik vind het ook veel te vroeg om te roepen: Weet je wat, we kiezen voor een grote sprong voorwaarts, we zetten er een flink pakket bovenop. Merkel en Sarkozy schieten met hun benadering door.”
Duitsland streeft naar stabiliteit, wil de teugels strakker aantrekken. Nederland heeft niets te duchten, want het voldoet met zijn beleid aan de hoogste normen. Moet Nederland daarom juist niet pal achter Merkel gaan staan?
„Nee, wat mij betreft niet. Wij hebben in ons land een degelijk pensioenstelsel. Als we in Europa gaan harmoniseren, zullen de beste stelsels mede opdraaien voor de kosten van de slechte. Belastingen: precies hetzelfde. Wij beschikken over een goed systeem. Ook daar mag Europa niet aankomen. Het begint met uniformering in de sfeer van de vennootschapsbelasting en voor je het weet is Brussel de autoriteit op fiscaal gebied. Die kant moet het niet op.”