Commissaris Robbertsen: Bestuurlijke processen gaan veel te traag
De traagheid van bestuurlijke processen ziet hij als groot probleem, de overheid moet als het aan hem ligt meer risico’s durven nemen. Commissaris der Koningin Roel Robbertsen (Utrecht, CDA): „We hebben het met elkaar veel te ingewikkeld gemaakt.”
Robbertsen begint zijn verhaal met de buurman uit zijn geboortedorp, Renswoude. In 1978 stak hij zijn hoofd over de heg om te vragen of de jonge agrariër raadslid kon worden voor het CDA. „Op verjaardagen en dergelijke gaf ik graag mijn mening over de politiek”, zegt Robbertsen. „Maar alleen vanaf de zijlijn van alles roepen, is niet mijn stijl. Dan moet je ook je verantwoordelijkheid nemen. Daarom zei ik ja.”
Binnen het jaar was het raadslid wethouder, een taak die hij bleef combineren met zijn functie als agrarisch ondernemer. In 1995 koos Robbertsen fulltime voor het openbaar bestuur, toen hij gedeputeerde werd van de provincie Utrecht. In 2000 volgde het burgemeesterschap van Ede, „mijn eerste sollicitatie.” Sinds 2007 is hij commissaris van de Koningin in de provincie Utrecht, waar de middenpartijen CDA, PvdA en CDA sinds mensenheugenis de dienst uitmaken. Na een breuk in het college van gedeputeerde staten over de woningbouw in de Utrechtse polder Rijnenburg nam de ChristenUnie in 2008 de plaats in van de PvdA.
Eigenlijk is er behalve zijn positie voor hem niet zo gek veel veranderd sinds hij weg is van de boerderij vindt Robbertsen. „Ik zat destijds in een dynamische werkomgeving en nu nog steeds. Is datgene waar je je voor inzet de moeite waard, dáár gaat het om.”
Utrecht noemt Robbertsen een prachtige, dynamische provincie. „Gesticht in 1375, ouder dan de Staat der Nederlanden, zeer de moeite waard om je voor in te zetten, een topregio.”
Provincies staan niet bekend als de meest dynamische bestuurslaag, eerder het tegendeel.
Robbertsen kijkt met een berustende glimlach op van zijn paperassen. „Toen ik in Ede mijn vertrek bekendmaakte, vroeg men mij ook: Waarom doe je dat nou? Kijk, de provincie is inderdaad wat onzichtbaar. Als je als college van B en W dinsdags een besluit neemt, tikken mensen je de dag erna op de schouder als je een rondje maakt over de markt. Zo van: Hé burgemeester, wij willen het wel eens even met u hebben over wat jullie gisteren hebben gedaan. Bij deze bestuurslaag ligt dat nu eenmaal anders. Toch maken provincies wel degelijk het verschil. Ik kan voor Utrecht tal van voorbeelden geven waaruit dat blijkt.”
Eerst nog dit, als burgemeester en nu ook als commissaris staat u bekend als workaholic. Wat drijft u om zo’n groot deel van uw leven te wijden aan de publieke zaak?
„Ik mocht naar de hbs, na bemiddeling van het hoofd der openbare school met de Bijbel in Ederveen. In mijn derde jaar verongelukte mijn broer die de boerderij zou overnemen in het verkeer. Ik heb de hbs afgemaakt en ben toen teruggegaan naar huis om ons familiebedrijf voort te zetten. Kort daarna kwam ook mijn vader bij een verkeersongeval om het leven. Zodoende stond ik er op mijn twintigste alleen voor. Zo’n ervaring vormt je, het stempelt ook de manier waarop ik mijn werk doe als commissaris. Dus stevig aanpakken, ik denk dat ik wel kan zeggen dat ik vroeger dan gemiddeld zelfstandig was.
Daarnaast weet ik me verantwoordelijk voor de komende generaties, onze kinderen en kleinkinderen. Ik ben opgegroeid in een CHU-gezin. Nog steeds ben ik kerkelijk meelevend. De Bijbel is voor mij geen handboek dat op elk bestuurlijk vraagstuk een antwoord biedt; wel een richtsnoer, een inspiratiebron.
Ik zie het ook als een van de grootste opgaven waar ik als bestuurder voor sta: vanuit ons rentmeesterschap zorg dragen voor de natuur, de aarde. Als je kijkt naar ons energieverbruik, de ”footprint” die wij als individuele burger achterlaten, dat is allemaal veel te groot. Wij lenen van onze kinderen en kleinkinderen.”
En dan is daar commissaris Robbertsen en die maakt met de provincie het verschil?
„Die maakt met zijn team en de Staten een strategie, de stip op de horizon 2040, waarin onder andere staat dat wij streven naar een klimaatneutrale provincie. Neem bijvoorbeeld ons leegstandsbeleid op de kantorenmarkt. Als college weigeren wij vooralsnog om het 50 kilometerbordje te verzetten voor nieuwe uitbreidingen. Wij zeggen: Nee bedrijfsleven, dat bordje blijft daar staan. Er staat een grote verouderde voorraad panden met hoge energierekeningen, pak die eerst eens aan. Zeker in de financieel-economische situatie waarin we ons momenteel bevinden, komt dat niet altijd van de grond. Daarom hebben we nu een ontwikkelingsmaatschappij die risicovol oude kantoren gaat opkopen en gaat transformeren naar bijvoorbeeld moderne kantoren met een heel laag energieverbruik, om die vervolgens weer op de markt te zetten. Op ons initiatief.”
Robbertsen raakt op dreef. „Vorig jaar hebben we het Franse zuivelbedrijf Danone binnengehaald. Dat gaat in Utrecht zijn hoofdkantoor vestigen. Voor de provincie betekent dat 450 hoogwaardige arbeidsplaatsen erbij. Behalve Utrecht was ook Wageningen in de race. We hebben gewonnen, omdat de Fransen onder de indruk waren van ons aanbod aan cultuur en cultuurbeleving. Dat zorgt mede voor een prima vestigingsklimaat. Het is mijn werk om bruggen te slaan, partijen achter een visie te krijgen. Op die manier een probleem oplossen, daar geniet ik van.”
Uit deze voorbeelden spreekt daadkracht en voortvarendheid. Maar zijn ze representatief?
„Nee, als dát eens waar was. De vraag is terecht, de traagheid van bestuurlijke processen is in ons land een enorm probleem. Neem de discussie over het communicatiesysteem voor hulpdiensten C2000. Ik weet nog dat ik als burgemeester van Ede op een bijeenkomst met toenmalig minister Remkes van Binnenlandse Zaken zei: Jongens, stop met dat hele verhaal. We gaan een systeem ontwikkelen met een derdegeneratietechniek van begin jaren 90. En we zitten al in 2004. Toen al waren er volop klachten over portofoons die op bepaalde plekken geen bereik hadden. En nu, anno 2011, kijken politici daarvan op.”
Ander voorbeeld, de tunnel naar de Utrechtse Vinex-wijk Leidsche Rijn. Robbertsen: „Ik zie de tekeningen uit 1995 nog voor me. Alle potloodstreepjes waar de toegangswegen zouden komen, stonden er keurig op. Nu zijn we in 2011 en het hele overkluizingsplan is bijna af. Ook de tunnel ligt er, er mag alleen geen auto door omdat er problemen zijn met het veiligheidscommunicatiesysteem. Zoiets kan en wil ik niet aan de kiezer uitleggen. Overigens, voor alle duidelijkheid, de provincie is niet de opdrachtgever van de tunnel. Het is een zaak tussen de gemeente en het Rijk.”
Wat is de oplossing?
„Regels zijn nodig, maar los van alle bezwaarprocedures hebben we het veel te ingewikkeld gemaakt met elkaar. Mijn stelling is: Niet omdat het zo moeilijk is wagen we het niet, maar omdat we het niet wagen is het zo moeilijk. Af en toe moet een overheid zich risicovol durven opstellen. Dat is gewoon een must.”
In 1999 sloot u als gedeputeerde een akkoord over de verhoging van het waterpeil in de polder Groot Mijdrecht Noord bij Waverveen als onderdeel van de inrichting van het Plan de Venen. Een deel van de boeren in dat gebied verkeert nog altijd in onzekerheid.
Robbertsen zucht. „U hebt gelijk. Na het convenant ben ik zes jaar weg geweest. Inmiddels ben ik alweer drieënhalf jaar terug en de discussie loopt nog steeds. Toen dat akkoord er was, dacht ik: Oké, ik heb de handtekeningen van de overheden, de boeren, de milieuorganisaties. Nu komt er landbouw, nu komt er woningbouw, nu komt er nieuwe natuur. Achteraf bezien heb ik me daar in vergist, ja. Wat een ideaal compromis leek, was het niet. Het bleek te vaag en te ingewikkeld. Vooral de financieringen vielen niet rond te krijgen. De discussie daarover duurde maar voort.”
De verantwoordelijke gedeputeerde heeft inmiddels een prima akkoord gesloten. Inhoudelijk zijn alle partijen er nu wel uit, alleen ligt er nu weer een financieel probleem omdat het Rijk heeft besloten de financiering van het hele groenbeleid te beëindigen.”
Problematisch, verzucht Robbertsen. „Boeren zitten er al mee als je hun agrarische bestemming weghaalt. Als er dan ook nog onduidelijkheid ontstaat over de financiële vergoeding wordt het moeilijk om een betrouwbare overheid te zijn.”
Wat hebt u ervan geleerd?
„Wat ik in mijn jaren als gedeputeerde in zijn algemeenheid heb geleerd, is dat je je niet moet blindstaren op het door de Staten geloodst krijgen van je plannen. Ik heb debatten meegemaakt waar het provinciehuis van dreunde en de provincievijver van rimpelde. Wachtte je dan een paar dagen, dan was de vijver weer glad en buiten het provinciehuis gebeurde er niets. Als bestuurder heb ik moeten leren om van buiten naar binnen te redeneren. Buiten gebeurt het, de samenleving moet het doen.”
En wat als u de discussie Groot Mijdrecht kon overdoen?
„Ik denk dat ik dan scherper zou kiezen, want als overheid ben je er op enig moment wel voor om knopen door te hakken en beslissingen te nemen. Dat betekent óf de schop erin en ervoor gaan, of zeggen: Het is een mooi plan, maar niet realistisch en niet haalbaar. De buitenwereld komt niet in beweging, dus we doen het niet. Hoe je die afwegingen het beste maakt, daarover leer ik elke dag weer bij.”
Zijn nieuwjaarsspeech ging dit jaar over omgangsvormen in de politiek. „Gun elkaar wat en kom niet meteen met de antireactie omdat je politiek tegen moet zijn”, vat Robbertsen zijn betoog samen. „Luister goed naar elkaar. Het respect van mensen voor elkaar is ongelooflijk belangrijk.”
Elkaar respecteren; jeuken uw handen niet om man en paard te noemen?
Robbertsen, afwerend: „ Ik ben apolitiek en sta boven de partijen. Ik signaleer ontwikkelingen in algemene zin.” Dan: „U doelt op de PVV, maar het gaat in mijn ogen veel breder. Ik zie anderen zich op dezelfde manier gedragen in de politiek. Overigens roep ik dit al een aantal jaren. Wel bemerk ik bij mezelf dat ik het de laatste jaren steeds luider en luider doe.”
U geniet als er een probleem ligt. Kriebelt het bij u nooit om de overstap te maken naar het landelijke CDA?
„Nee. Landelijk is er heel veel te doen, niet alleen binnen het CDA, maar ik mis daarvoor de aspiratie. Ik denk toch dat ik te veel bestuurder ben. Daarnaast vind ik de politiek er niet mooier en vrolijker op worden. Ik zie in toenemende mate ophef over details, het risico om te vervallen in de waan van de dag. Als bestuurder kun je daarin nog wat sturen, als Kamerlid, ook van het CDA, ben je daarin volgend. Dat is niet mijn wereld, dat hoeft voor mij niet. Kortom, laat mij maar lekker hier in Utrecht zitten. Hier heb ik het prima naar mijn zin.”