Londen vreesde ”zionistisch terrorisme”
De Britse overheid heeft na de Tweede Wereldoorlog Joden uit het Midden-Oosten doorgelicht wanneer ze het Verenigd Koninkrijk binnenkwamen.
De Britten vreesden dat ”zionistische terroristen” aanslagen zouden plegen in samenwerking met de Noord-Ierse terreurorganisatie IRA. Dat blijkt uit documenten die de Britse binnenlandse veiligheidsdienst MI5 deze week vrijgaf.
De controles werden ingesteld nadat zionistische militanten in 1946 een bomaanslag pleegden op het Britse hoofdkwartier in Jeruzalem. MI5 had informatie ontvangen dat de radicale Joodse paramilitaire organisaties Irgun en Stern vijf eenheden naar Londen zouden sturen om contacten te leggen met het Ierse Republikeins Leger (IRA).
In de vrijgegeven documenten is er ook sprake van dat Irgun geleid werd door „een zekere Menachem Begin, voor wie de Palestijnse politie 2000 pond premie had uitgeloofd.” Begin werd later premier van Israël en ontving de Nobelprijs voor vrede omdat hij vrede sloot met Egypte.
De controles hielden in dat visa-aanvragen van Joden uit het Midden-Oosten werden onderzocht en dat hun aankomst in Groot-Brittannië gemeld werd bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en MI5.
De Palestijnse gebieden stonden van de Eerste Wereldoorlog tot 1948 onder Brits bewind. In de Verklaring van Balfour van 1917 werd beslist dat de Britse overheid in Palestina een „nationaal thuis” voor Joden zou creëren. Maar de Britten zagen geen brood in een aparte Joodse staat, mede door het felle verzet van de oorspronkelijke bevolking, die eind jaren dertig in opstand kwam. In 1939 stelden de Britten een plan op waarmee ze het aantal Joodse immigranten wilden beperken tot 75.000 per jaar.