Middeleeuwse kerken Friesland en Groningen op een rij
Soms was het een zoektocht naar de sleutel. Eén keer was er een lastige kerkvoogd. Toch is Peter Karstkarel erin geslaagd bijna alle middeleeuwse kerken van Friesland, Groningen, Drenthe en het Duitse Oost-Friesland te beschrijven en te fotograferen. „Er zitten juweeltjes tussen.”
Vele dagen en vele kilometers passeerden er voor Karstkarel en zijn vrouw Klaske alle informatie voor de twee boeken die ze erover schreven, verzameld hadden. „Voor we op pad gingen deden we eerst vooronderzoek. Daarna maakten we afspraken. We planden meestal zo’n tien kerken op een dag in een bepaalde regio. Een paar keer zijn we nog teruggegaan naar een kerk om alsnog een detail uit te zoeken of te fotograferen.”
Zo kwamen ze in de hooggelegen kerk op de terp van Hegebeintum, in de Grote of Martinikerk van Bolsward en in de kerk van het Groningse Noordwolde met haar mooie kerkbanken. Ook stonden ze voor de knalgroene preekstoel in Wetsens, tussen gemummificeerde lichamen in Wieuwerd en in het knusse, gele kerkje van Stitswerd.
De Karstkarels kijken met veel plezier terug op de vele ontmoetingen met de sleutelbeheerders. „Er ontstond altijd een interessant gesprek. Het waren allemaal mensen die heel erg betrokken waren op ‘hun’ kerk. Je hoorde mooie verhalen. Prachtig.”
Veel kerkbeheerders zetten hun beste beentje voor als zij wisten waar Karstkarel voor kwam. „Soms haalden zij speciaal voor ons het avondmaalszilver uit de kluis.”
De enige vervelende ervaring had Karstkarel in Ulrum, waar een kerkvoogd, „hoewel de sleutel ons was toevertrouwd, moeilijk deed over het controleren van de tekst en de gemaakte foto’s. Maar dat is ook de enige mindere ontmoeting die ik kan bedenken.”
In het Duitse Oost-Friesland was het gemakkelijk werken. Daar waren de meeste kerken open, in tegenstelling tot die in Nederland. „Van 90 procent van de kerken zit de deur niet op slot; zeker van maart tot oktober is dat het geval.”
De Nederlandse kerkbeheerders kunnen daarvan leren, stelt Karstkarel. „De kerk kan zo een veel grotere plaats krijgen in de samenleving. En dat is gezien het behoud van de monumenten belangrijk in deze tijd.”
Te vaak wordt de grote betekenis van kerken onderschat, vindt de architectuurhistoricus. „De oude kerkgebouwen zijn vaak het hoofdmonument in een gemeenschap. Dat moet zo blijven. Een kerk is het historische brandpunt in de geschiedenis van een gemeenschap. Dat blijft zo, hoe sterk de ontkerkelijking de laatste tientallen jaren ook om zich heen grijpt. Als we openstaan voor de geschiedenis van een dorp of stad zullen we eerst kennis moeten maken met de kerk. Een kerkgebouw kan niet alles vertellen, maar met de inventaris aan religiosa en de sporen van –meestal– vooraanstaanden uit de gemeenschap komt er wel veel informatie boven water. De vreugden en het verdriet, de armoede en de rijkdom, de strijd en de vrede, de vroomheid overal, komen tot ons in de vorm van uiterste eenvoud tot excellente rijkdom.”
De toestand van de meeste kerken in Friesland, Groningen en Drenthe is „niet onrustbarend”, heeft Karstkarel geconstateerd. „Er zijn veel kerken die er spic en span bijstaan. Wat momenteel het grootste probleem vormt, is de bonte knaagkever. Die zit vaak in de hele kap. Het gaat meestal om kerken die in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw zijn gerestaureerd. In die tijd is blijkbaar een soort hout gebruikt waar deze kevers verzot op zijn. Het is soms lastig om aan fondsen te komen. Het publiek ziet niets van schade. Het gebouw lijkt op orde te zijn, maar het herstel van de schade is meestal erg kostbaar.”
Het beheer van de kerken wordt steeds moeilijker ziet de publicist, die als lid van de monumentencommissie van het Prins Bernhard Cultuurfonds regelmatig subsidieverzoeken voor restauraties ziet langskomen. „De kerkgang neemt af. De betrokkenheid van de gemeenschap op de kerk wordt kleiner.”
In Nederland speelt als extra factor mee dat door het ontstaan van de Protestantse Kerk veel kerken „functieloos” zijn geworden. „Gelukkig wordt bij de samenvoeging vaak gekozen voor de middeleeuwse kerk. De kerkgebruikers lopen er dan wel tegen aan dat de oude kerken meestal geen bijruimten voor andere activiteiten hebben.”
Vooral in Friesland trekt de kerkfusie haar spoor, omdat de provincie „het meest kerkdichte landschap van Europa heeft. Er staan hier meer dan 700 kerken. Soms vier, vijf in een dorp”, weet de kerkenkenner uit Leeuwarden.
De twee boeken –een over kerken in Friesland en een over die in Groningen en Drenthe samen– beperken zich tot middeleeuwse kerken. „Het gaat om alle kerken die gebouwd zijn tot de Reformatie: tot circa 1560. In Groningen ligt de grens iets later: 1594, toen de zogeheten reductie van Groningen plaatsvond.” In 1594 capituleerde de stad Groningen voor het leger van prins Maurits van Oranje en Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg. Dat betekende het einde van de Spaanse overheersing in het gebied en overgang naar het protestantisme.
De oudste kerk in het overzicht is die van Kimswerd, bij Harlingen. „Delen van die kerk stammen uit de 11e eeuw. Interessant is trouwens dat deze kerk in beheer is bij de dorpsbewoners. Die hebben een soort contract ondertekend om voor de instandhouding te zorgen.”
De kerken in Friesland zijn vooral romaans, die in Groningen meer van de romanogotiek: „Die zijn rijker gedecoreerd.”
Welke kerken zijn favoriet bij Karstkarel? „Tot de top behoort de kerk van het Friese Oosterend. Die heeft een prachtig oksaal, een afscheiding tussen koor en kerk. Dat oksaal is er net voor de Reformatie ingezet. Er staan afbeeldingen van David en Christus op. In reliëf. Dat beeldhouwwerk markeert het afscheid van de middeleeuwen.”
In Groningen scoren de kerken in de gemeente Loppersum hoog bij de cultuurhistoricus. „De kerken van Noordbroek en Zuidbroek zijn eveneens toppers met hun prachtige gewelfschilderingen. Ook die van Ezinge is erg mooi. Die staat op een hoge wierde of terp.”
Doen de kerkbezoeken hem wel eens wat? „Er zijn dingen in en rond de kerken die uitnodigen tot comtemplatieve gedachten. Ik kan een kick krijgen van een detail. Dat had ik bij een heel klein beeldje van Sint-Joris in een kleine kerk in Friesland.”
In de twee rijk geïllustreerde boeken passeren bijna 300 kerken de revue. Groot en klein, sober en rijkversierd. Karstkarel beschrijft de geschiedenis van de monumenten. De kerkhistorie en de predikanten komen minder aan bod.
In vrijwel geen kerkgebouw ontbreekt de preekstoel. Groot of klein, sober of rijkversierd. Wat opvalt is dat op veel kansels geen Bijbel ligt. Om diefstal te voorkomen? Of klinkt de Boodschap die er eerder klonk niet meer? Karstkarel: „De bestuurders vergrijzen. Jongeren kiezen voor andere activiteiten.”
N.a.v. ”Alle middeleeuwse kerken. In Friesland” en ”Alle middeleeuwse kerken. In Groningen en Drenthe”, door Peter Karstkarel; uitg. Noordboek, Leeuwarden, 2010; ISBN 978 90 330 0959 4 (Fr.) en 978 90 330 0960 0 (Gr. en Dr.); 336 en 360 blz.; resp. € 22,95 en € 24,95.
www.refdag.nl/kerkennoorden voor extra foto’s.
Klokkenstoelen
Karstkarel en zijn vrouw kwamen op hun zwerftocht langs kerken ook meer dan zestig klokkenstoelen tegen. Daar zitten bijzondere exemplaren tussen. „Klokkenstoelen worden wel armeluistorens genoemd, omdat ze vaak zijn opgericht door gemeenschappen die zich geen echte toren konden permitteren. Het zijn open stellages van balken waarin een of meer klokken kunnen hangen en die een overkapping in verschillende vormen kregen, tot elegante uivormige ojiefdaken toe. Er staan ruim zestig klokkenstoelen in Friesland, drie in Groningen, twee in Drenthe en nog vier in de aan Drenthe grenzende gebieden in Overijssel. Het oude, gesloten klokhuis bij de Martinikerk in Sneek is de kloekste verschijning van dit type.”