Al-Sadr kwam op 5 januari na jaren van zelfverkozen ballingschap in Iran, terug naar Irak. Volgens zijn aanhangers had de geestelijke de bedoeling om na zijn studie van religieuze geschriften in de Iraanse stad Qom in Irak te blijven. Het leek erop dat al-Sadr het veilig genoeg vond om terug te keren naar zijn thuisland, ondanks het arrestatiebevel dat tegen hem was uitgevaardigd.

Enkele dagen na aankomst in Irak riep al-Sadr op tot verzet tegen „de Amerikaanse bezetting van Irak”. Duizenden mensen waren naar de stad Najaf gekomen om de geestelijke te horen spreken. De bebaarde Sadr, die tijdens publieke optredens steevast een zwarte tulband draagt, is nog altijd zeer populair bij miljoenen Irakezen.

Sadr leidde twee opstanden tegen het Amerikaanse leger in 2004. Zijn volgelingen voerden in 2006 en 2007 op grote schaal zuiveringen uit in steden als Bagdad en Najaf. Doodseskaders van Al Sadr zouden tienduizenden soennieten en rivaliserende sjiieten hebben vermoord. Toen de Amerikanen extra militairen stuurden om een eind te maken aan het geweld, gaf Sadr zijn mannen opdracht het bloedvergieten te stoppen. Zij hadden toen al veel van hun doelen bereikt.

Vorig jaar maart won de politieke beweging van Sadr 39 van de 325 zetels tijdens parlementsverkiezingen in Irak. Het blok waarvan de beweging van Sadr deel uitmaakt, levert zeven ministers aan de nieuwe regering van Irak, die pas eind vorig jaar werd geformeerd.